Uitlevering of overlevering?

Op het moment dat een persoon, die zich in Nederland bevindt, in een ander land een straf heeft openstaan of daar verdacht wordt van een strafbaar feit, kan de staat waar hij deze straf heeft openstaan dan wel waar hij verdachte is, om de uitlevering of overlevering van deze persoon verzoeken.

In dit artikel wordt uitgelegd wat uitlevering en overlevering precies inhoudt. Daarbij wordt een bijzonder accent gelegd op de relatie tussen Spanje, Duitsland, Marokko en Turkije enerzijds en Nederland anderzijds. Voorts wordt in dit artikel de uit- of oplevering van veroordeelden van specifiek opiumdelicten besproken. Tot slot zullen de WOTS en WETS in dit artikel aan bod komen.

1. Uitlevering

Uitlevering en overlevering zijn elementen van het internationale strafrecht. Het gaat hierbij om de overdracht van een persoon naar een andere staat. Door deze elementen kunnen personen door een staat worden opgeëist ten behoeve van strafexecutie of strafvervolging.

Uitlevering heeft betrekking op het overdragen van personen door de overheid vanuit Nederland naar een niet Europese Unie-lidstaat (EU) en andersom. In dit andere land wacht op deze personen een berechting of zij dienen daar een (oude) straf van ten minste vier maanden uit te zitten. De uitlevering van deze personen is geregeld in de Uitleveringswet en in de tussen landen gesloten uitleveringsverdragen.

Uitleveringsverdrag

Voor de uitlevering van personen is vereist dat Nederland een uitleveringsverdrag heeft gesloten met het land dat om uitlevering verzoekt. Ook is vereist dat het feit waarvoor om uitlevering wordt verzocht, in Nederland strafbaar is. Daarnaast mag iemand nog niet eerder voor dezelfde feiten zijn berecht. Men mag dus niet uitleveren als dat zou betekenen dat de betreffende persoon twee keer voor dezelfde feiten wordt veroordeeld.

Verzoek Minister van Justitie

Op het moment dat een ander land bij de Nederlandse Minister van Justitie (de minister) om de uitlevering van een persoon verzoekt, zal de minister dit verzoek afwijzen of de behandeling van het verzoek toedelen aan de Officier van Justitie.

Officier van Justitie

De Officier van Justitie brengt de zaak vervolgens voor aan de rechtbank, die op haar beurt zal onderzoeken of aan alle vereisten voor uitlevering is voldaan. Dit is slechts anders op het moment dat de persoon instemt met zijn uitlevering. In dat geval zal de verkorte uitleveringsprocedure plaatsvinden.

Beoordeling rechter

Ter zitting zal de rechter enkel controleren of het uitleveringsverzoek aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden worden geregeld in de Uitleveringswet en het uitleveringsverdrag dat op de situatie van toepassing is. De rechter zal de strafzaak zélf niet op zich nemen en controleert dus niet of de feiten ook daadwerkelijk zijn gepleegd. De rechter zal uiteindelijk een beslissing omtrent de uitlevering nemen, welke op verzoek van degene om wiens uitlevering wordt gevraagd en de Officier van Justitie nader door de Hoge Raad kan worden bekeken.

Goedkeuring minister

De uitspraak van de rechter en/of de Hoge Raad wordt uiteindelijk bij de minister neergelegd. De minister kan de uitlevering vervolgens goedkeuren.

In dat geval kan degene om wiens uitlevering wordt verzocht een spoedprocedure (kort geding) starten. Op het moment dat ook de spoedprocedure voor degene om wiens uitlevering wordt gevraagd geen effect heeft gesorteerd, zal de uitlevering plaatsvinden. De uitleveringsprocedure duurt gemiddeld acht maanden.

Scheiding bevoegdheden

Kortom, in Nederland kent men bij de uitleveringsprocedure een strikte scheiding tussen de bevoegdheden van de minister enerzijds en van de rechter anderzijds. De rechter beoordeeld de toelaatbaarheid van de uitlevering, terwijl de minister een verzoek tot uitlevering al dan niet inwilligt.

2. Overlevering

Overlevering is het ter beschikking stellen van een persoon door de ene lidstaat aan de andere lidstaat van de Europese Unie (EU). De terbeschikkingstelling van deze personen is ten behoeve van een in de andere lidstaat lopend strafrechtelijk onderzoek dan wel ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een opgelegde gevangenisstraf of maatregel.

De overlevering van deze personen is geregeld in de Overleveringswet. Deze wet is dus van toepassing op de lidstaten van de Europese Unie.

Europees arrestatiebevel

De overleveringsprocedure vangt aan met een Europees arrestatiebevel (ook: Europees aanhoudingsbevel). Dit is een overleveringsverzoek van een lidstaat aan een andere lidstaat. De overleveringsprocedure heeft veel overeenkomsten met de uitleveringsprocedure. Zo kent de Overleveringswet ook een rechtbank die controleert of aan alle voorwaarden van overlevering is voldaan.

Rechtbank Amsterdam

De rechtbank Amsterdam beslist over het overleveren van personen vanuit Nederland naar een andere lidstaat. Zodra de rechtbank Amsterdam een besluit heeft genomen, staat hier geen hoger beroep tegen open. De persoon op wie de overlevering van toepassing is, kan dus na het besluit van de Rechtbank Amsterdam geen rechtsmiddel aanwenden. De overleveringsprocedure duurt gemiddeld 60 dagen. Daarnaast kent de Overleveringswet – net als de Uitleveringswet – de zogenoemde ‘verkorte procedure’, voor personen die instemmen met de overlevering.

Weigeringsgronden

Landen kunnen de overdracht van de verdachte weigeren op grond van de in de wet genoemde weigeringsgronden. Zo kan de overlevering geweigerd worden op het moment dat er sprake is van een politiek misdrijf, als de doodstraf kan worden opgelegd of als het de overlevering van eigen staatsburgers betreft.

In geval van een eigen staatsburger wordt de overlevering slechts toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat – zal hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld – hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.

Ook indien tegen de opgeëiste persoon een strafvervolging in Nederland gaande is, hij in Nederland reeds is vervolgd of de opgelegde straf of maatregel reeds is ondergaan, zal de overlevering worden geweigerd.

3. Spanje – Nederland

Zowel Nederland als Spanje zijn lidstaten van de EU. Dat betekent dat er sprake is van overlevering op het moment dat een persoon uit Spanje door Nederland wordt opgeëist en vice versa. De Overleveringswet is in dat geval van toepassing.

Spanje zal geen overlevering verlenen indien de persoon om wiens overlevering wordt gevraagd, wordt berecht voor een speciaal gerecht op het grondgebied van de verzoekende staat. Bij een speciaal gerecht kan men denken aan bijvoorbeeld een commissie om vermeende oorlogsmisdadigers te berechten.

Daarnaast zal Spanje geen overlevering verlenen op het moment dat de aansprakelijkheid voor strafrechtelijke vervolging is komen te vervallen. Op het moment dat op het strafbare feit waarvoor uitlevering wordt aangevraagd, in het land van de verzoekende partij de doodstraf staat, zal Spanje eveneens de overlevering weigeren.

Voorbeeld: Jos B.

Een bekend voorbeeld van een zaak waarin een Nederlandse onderdaan recent door de Spaanse autoriteiten aan Nederland werd overgeleverd, is de zaak van Jos B. In deze zaak heeft een Spaanse rechter zich over de overlevering van Jos B – die wordt verdacht van betrokkenheid bij de moord of doodslag op Nicky Verstappen – gebogen.

Deze rechter heeft de voorwaarden zoals gesteld voor de overleveringsprocedure gecontroleerd en besloten dat Jos B. aan Nederland wordt overgeleverd ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek.

Voorbeeld: overlevering Nationaal Hof Madrid

In een ander voorbeeld is op 30 juli 2019 een Nederlander aan Spanje overgeleverd ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek dat daar loopt. De opgeëiste persoon wordt verdacht van de invoer van circa 300 kilo heroïne in Spanje.

De rechtbank heeft op de terechtzitting omtrent de overlevering gewaarborgd dat – indien de verdachte in Spanje tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt veroordeeld – hij deze straf in Nederland mag ondergaan. Voorts heeft de rechtbank gecontroleerd of de feiten op grond van het Nederlandse recht strafbaar zijn.

Op de zitting omtrent de overlevering heeft de verdediging een beroep gedaan op een aantal weigeringsgronden uit de Overleveringswet. Voorts heeft de verdediging gewezen op de hoge leeftijd van de opgeëiste persoon alsmede zijn slechte lichamelijke en geestelijke gesteldheid.

De rechtbank oordeelde dat er slechts uitzonderingen mogelijk zijn indien bewezen is dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in de andere lidstaat onmenselijk of vernederend wordt behandeld. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen zijn dat ouderen met een broze gezondheid in het Spaanse gevangeniswezen vernederend of onmenselijk worden behandeld. De overlevering van de opgeëiste persoon aan het Nationaal Hof te Madrid is dan ook toegestaan.

4. Duitsland – Nederland

Net als Spanje en Nederland, is ook Duitsland lid van de EU. Hierdoor is de Overleveringswet van toepassing op overleveringen van Duitsland naar Nederland en andersom.

Overeenkomst

Tussen Nederland en Duitsland geldt de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de aanvulling en het vergemakkelijken van de toepassing van het Europees Verdrag betreffende uitlevering. Hierin is onder meer bepaald dat overlevering ook wordt toegestaan indien de duur van verschillende straffen en maatregelen minstens vier maanden bedraagt. Daarnaast is overlevering ook toegestaan voor feiten die slechts met een boete zijn bedreigd of voor feiten die in een van beide staten strafbaar zijn en in de andere staat als vergrijpen door de bestuurlijke autoriteiten worden bestraft.

Voorbeeld: Duitse drugsafnemers

Bij uitspraak van 20 augustus 2019 heeft de (Nederlandse) rechter de overlevering van een persoon met de Nederlandse nationaliteit aan Duitsland toegestaan. De overlevering werd verzocht ten behoeve van een Duits strafrechtelijk onderzoek.

De verdachte wordt ervan verdacht synthetische drugs te hebben aangeboden en aan Duitse afnemers te hebben afgeleverd. In het Europees arrestatiebevel worden 52 leveringen genoemd, onder vermelding van de daarbij verzonden hoeveelheden.

De rechtbank heeft gecontroleerd of het overleveringsverzoek voldoet aan de in de Overleveringswet geformuleerde vereisten. In de deze zaak was aan deze vereisten voldaan. De rechtbank heeft de overlevering dan ook toegestaan.

5. Turkije – Nederland

Turkije behoort (nog) niet tot de EU. Om die reden is er sprake van uitlevering in het geval dat Turkije een persoon opeist en vice versa. De opgeëiste persoon kan zich in de uitleveringsprocedure rechtstreeks beroepen op de Uitleveringswet alsmede op de van toepassing verklaarde uitleveringsverdragen. In deze gevallen is het Europees Verdrag betreffende uitlevering van toepassing. Turkije heeft dit verdrag namelijk – net als Nederland – ondertekend.

Van de uitlevering wordt afgezien indien de opgeëiste persoon kan aantonen niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor de uitlevering is gevraagd. Van kennelijke onschuld is slechts sprake op het moment dat uit het verweer van de opgeëiste persoon volgt dat hij het feit niet kan hebben gepleegd. Dit zijn de zogenoemde weigeringsgronden.

Voorbeeld: Turkse internationale drugshandelaar

Bij uitspraak van 6 september 2016 heeft de rechtbank Rotterdam de toelaatbaarheid van een uitlevering van een persoon, met zowel de Nederlandse als Turkse nationaliteit, aan Turkije beoordeeld. De uitlevering werd door Turkije verzocht in verband met een strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden van deelname aan handel in verdovende middelen, door te bemiddelen in de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat dit zowel in Turkije als in Nederland een feit betreft waarvoor uitlevering toegestaan is.

De raadsman van de opgeëiste persoon voerde aan dat het verzoek om uitlevering ontoelaatbaar moet worden verklaard wegens dreigende flagrante schending van het recht op een eerlijk proces en het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel. De rechter oordeelde dat het uitgangspunt is dat bij de beoordeling van een uitleveringsverzoek – dat is gebaseerd op een uitleveringsverdrag – moet worden uitgegaan van het vertrouwen dat de verzoekende staat bij de vervolging en bestraffing de daarop betrekking hebbende fundamentele rechten zal respecteren.

De rechtbank heeft zich in haar beoordeling beperkt tot de toetsing aan de formele weigeringsgronden en zag geen aanleiding voor het oordeel dat zij de uitlevering ontoelaatbaar moet verklaren. Wél heeft de rechtbank de vrijheid genomen de Minister te adviseren om na te gaan in welke mate de huidige situatie in Turkije invloed heeft op de detentieomstandigheden en of er voldoende zekerheid is wat betreft de terugkeergarantie.

6. Marokko – Nederland

Nederland heeft geen specifiek uitleveringsverdrag met Marokko. Als Nederland een verzoek krijgt om iemand uit te leveren zal de (uitleverings)rechter allereerst een besluit nemen over de toelaatbaarheid van de uitlevering. De uitlevering dient steun te vinden in een tussen landen gesloten uitleveringsverdrag dan wel in een van de verdragsgrondslagen als genoemd in artikel 51a van het Uitleveringsverdrag.

Voorbeeld: dreigende flagrante schending van artikel 6 EVRM

Een persoon met de Nederlandse alsmede de Marokkaanse nationaliteit werd door Marokko opgeëist wegens internationale handel in verdovende middelen, omkoping en deelname aan een criminele organisatie. Aan het uitleveringsverzoek van Marokko lagen twee verdragen ten grondslag. Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen 1988 en het Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad 2000.

Dit zijn géén specifieke uitleveringsverdragen. Wel bevatten beide verdragen bepalingen waaruit volgt dat deze kunnen worden gebruikt als de – naar Nederlands recht – vereiste grondslag voor uitlevering. Een belangrijk verschil met specifieke uitleveringsverdragen is dat voornoemde verdragen delictspecifieke verdragen betreffen, welke niet verplichten tot uitlevering.

Aangezien het uitleveringsverzoek niet was gebaseerd op een specifiek uitleveringsverdrag, kan de uitleveringsrechter de uitlevering slechts ontoelaatbaar verklaren op het moment dat er een zodanig risico bestaat dat de opgeëiste persoon door de uitlevering geen recht heeft op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Op Nederland rust de verplichting om dat recht te verzekeren.

In deze zaak heeft de uitleveringsrechter de uitlevering ontoelaatbaar verklaard omdat sprake was van een risico van dreigende flagrante schending van artikel 6 EVRM. Daarnaast werd de Marokkaanse strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie niet overgelegd en bevond zich bij de stukken niet het originele afschrift van het internationale aanhoudingsbevel.

7. WOTS

Als mensen in het buitenland tot een gevangenisstraf veroordeeld worden, kunnen zij in bepaalde gevallen hun straf in Nederland uitzitten. Dit is geregeld in de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen (WOTS).

Toepasselijkheid

De WOTS geldt voor landen die het verdrag ‘Overbrenging Gevonniste Personen’ hebben getekend, EU-landen die de WETS niet hebben ingevoerd en andere landen buiten de EU waar Nederland een WOTS-verdrag mee heeft. Dit is slechts mogelijk indien Nederland een verdrag met dit betreffende land heeft gesloten.

Minimum strafrestant

Daarnaast geldt voor gedetineerden die hun straf in Nederland willen uitzitten een minimum strafrestant van zes maanden. Dat betekent dat de gedetineerde minimaal nog zes maanden in Nederland zou moeten uitzitten. Voorts moeten beide landen akkoord zijn met de overdracht en moet er voldoende binding zijn met het land waar de gedetineerde naartoe gaat.

Akkoord overdracht

Afhankelijk van de inhoud van het verdrag, wordt een verzoek op grond van de WOTS door de veroordeelde of door de Nederlandse Staat gedaan. Op het moment dat beide staten akkoord zijn met de overdracht, zal de Afdeling Internationale Rechtshulp in Strafzaken van het Ministerie van Justitie (AIRS) de overdracht in gang zetten.

Omzetting straf

In veel gevallen zal de Nederlandse rechter de straf omzetten naar Nederlandse maatstaven. Zodra de straf is omgezet, gelden de Nederlandse regels. Het is echter ook mogelijk dat de andere staat eist dat de volledige straf door de overgedragen persoon wordt uitgezeten.

Strafmaximum

Strafoverdracht is niet mogelijk indien de in het andere land opgelegde straf hoger is dan de maximum straf die voor het strafbare feit in Nederland staat. In dat geval wordt – bij overdracht – de duur van de vrijheidsbenemende sanctie tot het Nederlandse strafmaximum verlaagd.

8. WETS

De Wet Erkenning en Tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke Sancties (WETS) geldt sinds 1 november 2012 voor de landen binnen de EU. Hiervoor gold de WOTS eveneens voor de EU-lidstaten.

Voldoende strafrestant

De WETS heeft – net als de WOTS – de voorwaarde dat er voldoende strafrestant moet zijn. Daarnaast moet er eveneens voldoende binding zijn met het land waar de gedetineerde heen gaat.

Akkoord overdracht

Beide landen dienen akkoord te gaan met de overdracht en het vonnis dient op of na 5 december 2011 onherroepelijk te zijn geworden.

Verschillen WOTS

Er zijn echter ook belangrijke verschillen tussen de WETS en de WOTS. Zo is instemming van de gedetineerde bij de WETS niet vereist. Daarnaast is er geen sprake van omzetting van de straf. Bij de WETS is er namelijk sprake van voortzetting van de straf.

Weigeringsgronden

Artikel 2.13 WETS geeft de weigeringsgronden weer. Het verzoek zal worden geweigerd indien het feit, waarvoor een gevangenisstraf is opgelegd, in Nederland niet strafbaar is. Ook indien de gedetineerde al voor hetzelfde feit in Nederland is veroordeeld, zal het verzoek geweigerd worden.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.