In de uitspraak van 24 februari 2015 heeft het gerechtshof Den Haag al geoordeeld dat het indienen van een alimentatieverzoek bij een buitenlandse rechter gekwalificeerd kan worden als onrechtmatig handelen jegens de andere ouder wanneer de kinderen en beide ouders in Nederland wonen. Klik hier voor een samenvatting van deze uitspraak.
De Rechtbank Limburg heeft op 20 juni 2019 in een kortgedingprocedure een in dat kader relevante uitspraak gedaan die in dit blogartikel zal worden besproken.
De feiten
De uitspraak heeft betrekking op een Nederlands gezin waarbij alle gezinsleden (ouders en twee kinderen) tevens een Marokkaanse nationaliteit hebben. In 2012 is het huwelijk tussen de ouders door de familierechtbank van Casablanca ontbonden. Bij deze ontbinding heeft de Marokkaanse rechtbank aan de man een verplichting tot het betalen van kinderalimentatie van (omgerekend) € 104,07 per maand per kind opgelegd.
Echter, bij beschikking van de rechtbank Limburg van 22 februari 2018 is de kinderalimentatie met ingang van 1 februari 2017 vastgesteld op € 25,00 per maand per kind. Deze beschikking is door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in 2019 nog bekrachtigd.
Toch heeft de vrouw na de beschikking van de rechtbank Limburg op 25 mei 2018 bij de officier van justitie van de rechtbank van eerste aanleg in Casablanca een klacht ingediend in verband met verwaarlozing van het gezin en een vordering ingesteld voor de kinderalimentatie over de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2018.
Vanwege deze klacht en vordering is de man tijdens een familiebezoek in Marokko in september 2018 in detentie geplaatst. Pas na betaling van de gevorderde kinderalimentatie is de man vrijgelaten. De man start vervolgens in Nederland een kortgedingprocedure in dat kader.
Standpunten van partijen
De man
De man stelt dat de vrouw onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door in Marokko alsnog te stellen dat hij een betalingsachterstand heeft ten aanzien van zijn verplichting tot het betalen van kinderalimentatie.
Hij vordert daarom de vrouw te verbieden in Marokko incassomaatregelen of procedures ter inning van een achterstand in de te betalen kinderalimentatie op basis van de uitspraak van de Marokkaanse rechtbank in 2012 in te stellen.
Ook vordert hij, voor zover er al incassomaatregelen en/of procedures zijn ingesteld, de vrouw te veroordelen deze maatregelen en/of procedures te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom.
De vrouw
De vrouw betwist niet dat de betaling van de kinderalimentatie in Marokko conform de uitspraak van de Marokkaanse rechtbank uit 2012 is gevorderd, maar stelt dat zij niet onrechtmatig jegens de man heeft gehandeld omdat zij geen initiatief genomen zou hebben om de kinderalimentatie in Marokko te innen.
Volgens de vrouw zou zij ieder jaar de stand van zaken moeten doorgeven aan de Marokkaanse autoriteiten door formulieren in te vullen. Hierdoor zou zij klem zitten tussen het Nederlandse en Marokkaanse rechtsstelsel. Als de vrouw gehoor zou geven aan de beschikking van de rechtbank Limburg van 22 februari 2018 zou zij problemen krijgen met de jeugdbescherming in Marokko.
Daarom blijft de incasso lopen en meent zij daar niets aan te kunnen veranderen. Zij is dan ook van mening dat er geen aanleiding is om haar te veroordelen in de proceskosten of tot de betaling van dwangsommen. Om een wijziging van het vonnis van de Marokkaanse rechtbank uit 2012 te verkrijgen, zou de man een procedure moeten starten in Marokko.
Het spoedeisende belang
Voor een kort geding procedure is een ‘spoedeisend belang’ vereist. In deze zaak was het spoedeisende belang dat de zus van de man ernstig ziek is en hij daarom binnenkort naar Marokko wenst te gaan.
Hierbij loopt de man echter vanwege de incassomaatregelen het risico in Marokko opnieuw in detentie te worden opgenomen. Dit spoedeisende belang is door de voorzieningenrechter aangenomen.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
Omdat de gewone verblijfplaats van partijen en hun kinderen in Nederland is gelegen, is de Nederlandse rechter bevoegd te oordelen over de onderhoudsverplichtingen tussen partijen. Bovendien dient het Nederlandse recht toegepast te worden bij de beoordeling van onderhoudsverplichtingen tussen partijen, zoals de betaling van de kinderalimentatie (zie hiervoor artikel 15 Alimentatieverordening in samenhang met artikel 3 van het Haagse Protocol 2007).
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het vonnis van de Marokkaanse rechtbank uit 2012 geen rechtskracht meer heeft sinds 1 februari 2017 vanwege de beschikking van de rechtbank Limburg. Omdat het vonnis van de Marokkaanse rechtbank door de rechtbank Limburg met ingang van 1 februari 2017 is gewijzigd, heeft de vrouw niet meer het recht om kinderalimentatie conform de Marokkaanse uitspraak te vorderen. Partijen zijn namelijk beiden gehouden tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Limburg.
De stelling van de vrouw dat zij geen initiatief heeft genomen tot executie of incassomaatregelen in Marokko acht de voorzieningenrechter vanwege de overgelegde stukken niet aannemelijk. Bovendien blijkt uit de stukken dat de vrouw via een advocaat een strafrechtelijke procedure in Marokko is gestart door een klacht in te dienen vanwege verwaarlozing van het gezin. De man is hiervoor daarom in Marokko strafrechtelijk vervolgd.
De voorzieningenrechter kent de vordering van de man dan ook toe en verbiedt de vrouw in Marokko incassomaatregelen te treffen of procedures in te stellen ter inning van een achterstand in de te betalen kinderalimentatie conform de uitspraak van de Marokkaanse rechtbank uit 2012. Voor zover de vrouw al incassomaatregelen heeft genomen en procedures heeft ingesteld, verplicht de voorzieningenrechter deze procedures te staken ter voorkoming van de verbeurte van dwangsommen.
Wat is nieuw in deze uitspraak?
Het verschil tussen deze uitspraak van de voorzieningenrechter en de uitspraak van 24 februari 2015 van het gerechtshof Den Haag is dat in deze zaak het huwelijk door een Marokkaanse in plaats van Nederlandse rechtbank is ontbonden. Hierdoor is ook de kinderalimentatie in eerste instantie door de Marokkaanse rechtbank vastgesteld. Van belang is bovendien dat de onrechtmatigheid in die zaak gelegen was in de onjuiste mededelingen dat zij in Marokko zou wonen.
Opvallend in deze zaak is dat de rechtbank Limburg in de beschikking van 22 februari 2018 de hoogte van de kinderalimentatie met ingang van 1 februari 2017 wijzigt. Dit betekent namelijk dat het vonnis van de Marokkaanse rechtbank tot 1 februari 2017 rechtskracht heeft ondanks dat de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over de onderhoudsverplichtingen tussen partijen nu beiden hun gewone verblijfplaats in Nederland is gelegen terwijl een verdrag of wet aangaande de erkenning van alimentatiebeslissingen uit Marokko ontbreekt. Wat de reden hiervoor is volgt helaas niet uit de uitspraak.
Conclusie
Om een antwoord te geven op de vraag die wordt gesteld in de titel, kan niet zonder meer worden gezegd dat het vorderen van kinderalimentatie via het Marokkaanse recht onrechtmatig is. Zo is het bijvoorbeeld denkbaar dat een vader zich niet houdt aan de onderhoudsverplichtingen die aan hem door een Nederlandse rechtbank zijn opgelegd. De twee benoemde uitspraken sluiten namelijk niet (expliciet) uit dat dergelijke betalingsachterstanden gevorderd kunnen worden via het Marokkaanse rechtssysteem wanneer de betalingsplichtige ouder (tijdelijk) in Marokko verblijft. Bovendien volgt uit deze zaak dat het in sommige gevallen mogelijk is dat een vonnis van een Marokkaanse rechtbank voor een bepaalde periode toch rechtskracht heeft, ondanks dat de Nederlandse rechter bevoegd is te oordelen over de onderhoudsverplichtingen tussen partijen.
Bovendien heeft als uitgangspunt te gelden dat het verzoeken van kinderalimentatie in het buitenland in beginsel niet als onrechtmatig dient te worden aangemerkt. Dit is namelijk mogelijk in het geval wanneer er sprake is van een bevoegde rechter in Marokko en in Nederland. Dat is weer een gevolg van het hebben van een dubbele nationaliteit aldus het gerechtshof Amsterdam in zijn uitspraak van 18 april 2017.
Dat betekent dat er wel meer aan de hand moet zijn wil het verzoeken van kinderalimentatie toch onrechtmatig zijn. In de uitspraak van 24 februari 2015 was dit de onjuiste mededeling dat de vrouw in Marokko zou wonen en de aanname van het gerechtshof dat de Marokkaanse rechter zich bij een juiste weergave van de feiten niet bevoegd zou hebben verklaard. In de uitspraak die we hier hebben besproken is de onrechtmatigheid gelegen in het feit dat de kinderalimentatie was gewijzigd door de Nederlandse rechter en de vrouw toch de eerdere uitspraak van de Marokkaanse rechter probeerde te executeren.
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.