Hoe komt de strafrechter tot zijn uitspraak?

De strafrechter beoordeelt een strafzaak aan de hand van het beslissingsschema dat volgt uit artikel 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Artikel 348 Sv bevat de zogeheten voorvragen en artikel 350 Sv de hoofdvragen. Aan de hand van dit rechterlijk beslissingsmodel bespreken we hierna hoe de strafrechter tot zijn uitspraak komt.

1. Voorvragen

1.1. Is de dagvaarding geldig?

De eerste vraag die de strafrechter zich stelt, is of de dagvaarding geldig is of niet.

Indien de dagvaarding niet voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt dan spreekt de rechtbank de nietigheid van de dagvaarding uit. Indien de dagvaarding bijvoorbeeld niets vermeldt over waar en wanneer het strafbare feit is gepleegd terwijl dit wel mogelijk was geweest, kan de rechter de nietigheid van de dagvaarding uitspreken.

Als de dagvaarding wel voldoet aan de wettelijke eisen dan gaat de strafrechter door naar de tweede voorvraag.

1.2. Is de rechter bevoegd?

Deze tweede voorvraag is of de rechtbank bevoegd is om van de zaak kennis te nemen.

Indien de rechtbank meent dat zij niet bevoegd is, dient zij haar onbevoegdheid uit te spreken. Dit is bijvoorbeeld het geval als er geen enkele relatie is tussen de verdachte en/of het delict enerzijds en het arrondissement van de rechtbank anderzijds en de wet deze rechtbank ook niet specifiek aanwijst om de betreffende zaak te behandelen.

Wanneer de rechtbank meent dat zij wel bevoegd is om de zaak te behandelen, gaat zij naar de derde vraag.

1.3. Is de officier van justitie ontvankelijk?

De derde vraag, indien de beide eerdere vragen positief worden beantwoord, gaat over de vraag of de officier van justitie (OvJ) ontvankelijk is.

Mocht de rechtbank oordelen dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging, dient zij de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) uit te spreken. Indien de officier van justitie bijvoorbeeld een beledigingszaak vervolgt terwijl er geen aangifte (klacht) ligt dan is hij niet-ontvankelijk omdat belediging een zogeheten klachtdelict is dat alleen vervolgd kan worden als er een klacht ligt.

Wanneer de rechtbank tot de conclusie komt dat de officier van justitie wel ontvankelijk is, dient zij de volgende en tevens laatste voorvraag te beantwoorden.

1.4. Zijn er redenen tot schorsing van de vervolging?

Deze laatste voorvraag is of er redenen zijn tot schorsing van de vervolging. Deze vraag komt aan de orde indien blijkt dat de dagvaarding geldig is, de rechtbank bevoegd is en de officier van justitie ontvankelijk is.

Indien de rechtbank oordeelt dat er redenen zijn tot schorsing van de vervolging dan spreekt zij de schorsing van de vervolging uit. Een reden om de vervolging te schorsen is wanneer de verdachte niet in staat is de strekking van de vervolging te begrijpen.

Mocht de rechtbank menen dat er geen redenen zijn tot schorsing dan zijn alle voorvragen beantwoord en dient de eerste hoofdvraag beantwoord te worden.

2. Hoofdvragen

2.1. Is het tenlastegelegde feit bewezen?

De rechter dient zich bij de eerste hoofdvraag af te vragen of hetgeen ten laste gelegd is ook wettig en overtuigend bewezen is.

Mocht de rechtbank oordelen dat het tenlastegelegde feit niet bewezen kan worden, volgt vrijspraak. Indien de zaak bijvoorbeeld steunt op ambtshalve herkenning door een agent en de rechtbank zou menen dat die herkenning niet betrouwbaar is, dient vrijspraak te volgen.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/ambtshalve-herkenning-agent-betrouwbaar-bewijs.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/schadevergoeding-bij-onterechte-vrijheidsbeneming.

Wanneer de rechtbank vindt dat het tenlastegelegde feit wel bewezen is, volgt de tweede hoofdvraag.

2.2. Is het bewezenverklaarde strafbaar?

Indien het tenlastegelegde feit wel bewezen wordt geacht, is de vraag of datgene wat bewezen verklaard is ook strafbaar is.

In dit kader wordt ook gekeken naar de zogeheten rechtvaardigingsgronden. Een rechtvaardigingsgrond is een strafuitsluitingsgrond waarbij een geslaagd beroep een strafoplegging voorkomt.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/strafuitsluitingsgronden.

Wanneer de strafrechter tot de conclusie komt dat het tenlastegelegde feit geen strafbaar feit oplevert, spreekt hij het ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR) uit. In de praktijk komt dat er op neer dat de verdachte vrijkomt tenzij er een maatregel wordt opgelegd zoals een tbs-maatregel. Indien de verdachte bijvoorbeeld wordt verdacht van zware mishandeling maar daarbij een geslaagd beroep doet op zelfverdediging (noodweer) dan wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. In dat geval wordt geen straf opgelegd en ook geen vrijheidsbenemende maatregel, maar wel is het mogelijk om bijvoorbeeld het wapen waarmee de verdachte zich heeft verweerd te onttrekken aan het verkeer.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/strafrechtelijk-beslag-hoe-zit-dat.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/schadevergoeding-bij-onterechte-vrijheidsbeneming.

Indien de strafrechter zou oordelen dat het bewezenverklaarde wel een specifiek strafbaar feit oplevert, dient hij de derde hoofdvraag te beoordelen.

2.3. Is de verdachte strafbaar?

Wanneer het tenlastegelegde feit bewezen wordt geacht en ook strafbaar is de vraag vervolgens of de verdachte zelf strafbaar is.

In dit kader wordt ook gekeken naar de zogeheten schulduitsluitingsgronden. Een schulduitsluitingsgrond is een strafuitsluitingsgrond waarbij een geslaagd beroep een strafoplegging voorkomt net zoals een rechtvaardigingsgrond dat doet.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/strafuitsluitingsgronden.

Indien de rechter bepaalt dat de verdachte niet strafbaar is, volgt ook in dat geval ontslag van alle rechtsvervolging. Wanneer de verdachte wordt verdacht van zware mishandeling bijvoorbeeld maar daarbij een geslaagd beroep doet op ontoerekeningsvatbaarheid, omdat de verdachte tijdens het plegen van die mishandeling bijvoorbeeld in een psychose verkeerde, dan wordt hij ontslagen van alle rechtsvervolging. In dit geval wordt geen straf opgelegd. De strafrechter zou wel een zorgmachtiging kunnen afgeven voor opname in een gesloten zorginstelling op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/schadevergoeding-bij-onterechte-vrijheidsbeneming.

Wanneer de rechter tot het oordeel komt dat de verdachte wel strafbaar is, komt de strafrechter toe aan de vierde en tevens laatste hoofdvraag.

2.4. Welke straf en/of maatregel moet worden opgelegd?

De laatste hoofdvraag gaat over de vraag of en welke straf en/of maatregel opgelegd moet worden. Deze vraag komt aan de orde indien het tenlastegelegde feit bewezen is, het bewezenverklaarde strafbaar is en ook de verdachte strafbaar is.

Bij de beantwoording hiervan wordt gekeken naar de strafmaxima, de richtlijnen van het OM, de ernst van het feit, de omstandigheden waarin het feit is gepleegd, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte etc.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/welke-straffen-kan-een-rechter-opleggen.

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/vervolgd-door-justitie-welke-straf-kunt-u-verwachten.

De uitkomst kan zijn dat er een straf wordt opgelegd, een maatregel of een combinatie daarvan. De uitkomst kan echter ook zijn dat een schuldigverklaring volgt zonder straf of maatregel op grond van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit is geen vrijspraak en heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat er geen recht is op schadevergoeding wegens onterechte vrijheidsbeneming (tijdens het voorarrest).

Lees ook: https://www.elhannouche.nl/schadevergoeding-bij-onterechte-vrijheidsbeneming

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.