Artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces. Daaronder valt ook het recht op gelijkheid tussen partijen (‘equality of arms’). Een van de partijen mag niet een substantieel nadeel ondervinden doordat zij bijvoorbeeld geen toegang heeft tot belangrijke documenten in de zaak. Toch mogen het Openbaar Ministerie (OM) en de Nederlandse strafrechter wel gebruik maken van geheime informatiebronnen in een strafzaak. Wanneer mag dit en hoe verhouden de Nederlandse regels hierover zich tot de Europese rechtspraak?
1. Geheime bewijsmiddelen in Nederland
Het recht op een eerlijk proces komt in het geding als overheidsinstanties gebruik maken van geheime bewijsmiddelen om burgers te veroordelen van strafbare feiten. In Nederland maakt het OM in het bijzonder gebruik van twee soorten informatiebronnen waarvan de bron niet aan de verdachte of de advocaat van de verdachte wordt geopenbaard.
1.1. Team Criminele Inlichtingen (TCI)
Ten eerste kan informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) komen. Informatie van het TCI is meestal afkomstig van informanten die een criminele organisatie hebben geïnfiltreerd om meer te weten te komen over het opereren van de organisatie. Het openbaren van de identiteit van de informant, of zelfs erkennen dat de informatie van een informant afkomstig is, kan een gevaar voor de veiligheid van de betreffende informant opleveren. Daarom wordt de bron van de informatie niet bekend gemaakt, maar kan de informatie wel – onder voorwaarden – als aanleiding dienen om bepaalde dwangmiddelen in te zetten, zoals het binnentreden van een woning. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het OM dergelijke dwangmiddelen mag inzetten op basis van TCI-informatie.
1.2. Ambtsberichten AIVD
Een andere belangrijke geheime bron van informatie wordt gevormd door ambtsberichten van de AIVD. Als de AIVD in een onderzoek aanwijzingen vindt dat er strafbare gedragingen zijn gepleegd of worden voorbereid, schrijft het de resultaten van dat onderzoek op in een zogenaamd ambtsbericht. In de concepttekst van het ambtsbericht wordt met voetnoten verwezen naar de bron van de informatie, bijvoorbeeld telefoongesprekken die de AIVD afgetapt heeft of verklaringen van getuigen die anoniem willen blijven. De concepttekst wordt binnen de AIVD gecontroleerd. Als verschillende AIVD-functionarissen de tekst goed vinden, worden de voetnoten verwijderd en wordt het ambtsbericht zonder bronvermeldingen naar het OM gestuurd.
1.3. Verschillen
Het verschil tussen TCI-informatie en ambtsberichten van de AIVD is dat ambtsberichten ook gebruikt mogen worden als bewijsmiddel in een strafzaak. De Hoge Raad oordeelde dat de strafrechter ambtsberichten van de AIVD mag gebruiken voor het bewijs als er behoedzaam mee wordt omgegaan. Voordat ik inga op wat de Hoge Raad daarmee bedoelt, geef ik eerst een overzicht van de uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) over het gebruik van geheime bewijsmiddelen in strafzaken.
2. Het EHRM over geheime bewijsmiddelen
Het EHRM heeft geoordeeld dat het principe van equality of arms een essentieel onderdeel is van het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM).
2.1. Equality of arms
Het principe van equality of arms houdt in dat de aanklager en de verdediging in een strafzaak gelijke middelen moeten hebben om hun zaak te bepleiten. Onderdeel van dit principe is dat beide partijen kennis kunnen nemen van de bewijsmiddelen die er tegen een verdachte zijn in een strafzaak, inclusief de bron van het bewijs. Dat recht is echter niet een absoluut recht. Als andere belangen – zoals de staatsveiligheid – in het geding kunnen komen door het openbaren van de bronnen van bepaalde bewijsmiddelen, dan moet de rechter een afweging maken tussen het recht van de verdachte op een eerlijk proces en de plicht van de overheid om te zorgen voor een veilige maatschappij.
2.2. Gebruik geheime informatie
Volgens het EHRM mag een strafrechter dus informatie gebruiken waarvan de bron niet bekend is als daarmee de fundamentele rechten van anderen beschermd worden. De rechter moet wel beoordelen of het strikt noodzakelijk is dat de informatie geheim blijft. Het EHRM benadrukt dat de nationale rechter moet beoordelen of het strikt noodzakelijk is dat bepaalde informatie geheim blijft, daar kan de Europese rechter geen oordeel over vellen. Als de bron van bewijsmiddelen geheim wordt gehouden, moet het nadeel dat een verdachte daardoor ondervindt voldoende worden gecompenseerd door bepaalde waarborgen. Daar kan het EHRM wel een oordeel over geven. Het kan beoordelen of de nationale rechter de individuele rechten van de verdachte en de collectieve rechten van de maatschappij op een juiste manier tegen elkaar heeft afgewogen.
2.3. Recht op een eerlijk proces
Dat deed het EHRM bijvoorbeeld in de zaak Bucur en Toma v. Roemenië. In die zaak weigerden Roemeense overheidsinstanties de bron van bepaalde bewijsstukken openbaar te maken omdat daarmee staatsgeheimen zouden worden onthuld. Daardoor kon de afkomst en de betrouwbaarheid van het bewijs tegen de verdachte niet geverifieerd worden. Hoewel de verdediging dat naar voren bracht, hebben de Roemeense rechters nooit overwogen of het geheimhouden van het bewijs voldoende van belang was om het recht van de verdachte op een eerlijk proces als minder belangrijk dan de staatsveiligheid te achten. Door het gebrek aan die afweging oordeelde het EHRM dat Roemenië het recht van de verdachte op een eerlijk proces had geschonden.
2.4. Waarborgen
Als een nationale rechter wel een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt en heeft geoordeeld dat de staatsveiligheid zwaarder weegt dan het recht op een eerlijk proces, dan moeten er voldoende maatregelen zijn getroffen om de beperking van het recht van de verdachte op een eerlijk proces te compenseren met andere waarborgen. Een voorbeeld van een dergelijke waarborg is als de rechter in de zaak wel kennis heeft genomen van de bron van het geheime bewijsmiddel, zodat de rechter kan toetsen of het betrouwbaar is. Ook als het geheime bewijsmiddel wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen waarvan de bron wel bekend is, kan dat een waarborg voor de rechten van de verdachte opleveren.
Overigens worden geheime informatiebronnen ook buiten het strafrecht geregeld gebruikt zoals binnen het bestuursrecht (waaronder het vreemdelingenrecht) en ook hier gelden de voornoemde waarborgen. Zo kunnen mensen te maken krijgen met de weigering van een Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) op grond van geheime informatie van de AIVD. Deze VGB is nodig om bepaalde functies uit te kunnen oefenen zoals bij de luchthaven, het leger of de Nationale Politie.
Lees ook: Zeven vragen over de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB)
3. De HR over geheime bewijsmiddelen
De Nederlandse variant van geheime bewijsmiddelen die gebruikt kunnen worden als bewijs om een verdachte te veroordelen, zijn de ambtsberichten van de AIVD.
3.1. Behoedzaam gebruik ambtsberichten
Net als het EHRM erkent de Nederlandse rechter dat het recht op een eerlijk proces in het geding kan komen door ambtsberichten te gebruiken, omdat de bron van het bewijs niet bekend is. Daarom oordeelde de Hoge Raad dat ambtsberichten van de AIVD als bewijs gebruikt mogen worden in strafzaken, maar dat de rechter behoedzaam moet zijn. De rechter moet overwegen of ambtsberichten mogen meewegen in het bewijs, vooral als de betrouwbaarheid van de berichten niet geverifieerd kan worden.
3.2. Onbetrouwbaarheid bewijs
Als de verdediging een onderbouwd beroep doet op de onbetrouwbaarheid van het bewijs, moet de gelegenheid worden geboden om onderzoek te (laten) doen naar de betrouwbaarheid van het bewijsmateriaal. Dat gebeurde bijvoorbeeld in een recente zaak bij het gerechtshof Den Haag.
De verdediging vroeg de rechter om het hoofd van de AIVD en de landelijke Officier van Justitie te laten horen als getuige. Dat verzoek werd afgewezen, maar de verdediging mocht wel schriftelijke vragen aan hen stellen. Het antwoord op die vragen vond het hof echter onvoldoende specifiek. Daardoor waren de rechters niet in staat om de betrouwbaarheid van het ambtsbericht te toetsen, waardoor het niet werd meegenomen als bewijsmiddel.
3.3. Absolute grenzen
Zeker in zaken zoals terrorismezaken worden nogal eens de grenzen opgezocht door het OM om te bereiken dat een zaak leidt tot een veroordeling. In terrorismezaken speelt het fenomeen van het ambtsbericht dan ook vaker dan in ander soort strafrechtzaken een rol, omdat dit soort zaken vaak door de AIVD heimelijk in de gaten worden gehouden en zoveel mogelijk in een vroeg stadium opgespoord dienen te worden.
Lees ook: Wanneer is sprake van een terroristisch misdrijf?
De Hoge Raad heeft in het kader van de bepaling van de buitengrenzen twee omstandigheden bepaald waarin ambtsberichten per definitie niet als bewijsmiddel gebruikt mogen worden: (1) als de bevoegdheden van de AIVD bewust worden ingezet om de rechten van de verdachte te omzeilen, of (2) als het optreden van de AIVD het recht van de verdachte op een eerlijk proces schendt. Deze omstandigheden komen immers rechtstreeks in strijd met het in artikel 6 EVRM vastgelegde recht op een eerlijk proces.
4. Nederlandse rechtspraak vs. Europese rechtspraak
Wat opvalt in de jurisprudentie van de Hoge Raad, is dat deze afwijkt van uitspraken van het EHRM.
4.1. HR: Piepsysteem
Ten eerste moet volgens het EHRM de strafrechter altijd overwegen of de geheimhouding van de bron van een bewijsmiddel strikt noodzakelijk is. De Hoge Raad stelt dat een rechter dat pas hoeft te overwegen als de verdediging dat verzoekt. Die taak wordt dus bij de verdediging neergelegd. Sterker nog, de Hoge Raad kijkt bij de beoordeling van het gebruik van geheime bewijsmiddelen met name naar de argumenten van de verdediging waarom de geheime bewijsmiddelen niet betrouwbaar zouden zijn. In het licht van de jurisprudentie van het EHRM is dat opmerkelijk, omdat die taak door het EHRM expliciet bij de strafrechter wordt gelegd.
4.2. EHRM: altijd belangenafweging
Ten tweede stelt het EHRM dat de strafrechter ook altijd een afweging moet maken tussen de belangen van de verdachte en de collectieve belangen van de maatschappij. De Hoge Raad stelt slechts dat de strafrechter rekening moet houden met de belangen en rechten van beide partijen. De toets van het EHRM lijkt daardoor strenger te zijn dan de toets van de Hoge Raad.
4.3. HR en EHRM: compensatie nadeel
Waar de jurisprudentie van de Hoge Raad wel overeenkomt met de uitspraken van het EHRM, is dat het nadeel dat de verdachte ondervindt in zijn verdediging als gevolg van het gebruik van geheime informatie, gecompenseerd moet worden. Een voorbeeld van een dergelijke compensatie kan zijn dat de verdediging in een eerder stadium in het proces wel inzage heeft gehad in de betreffende stukken.
5. Conclusie
De Hoge Raad legt een grote verantwoordelijkheid neer bij de verdediging (lees: de advocaat van de verdachte) in strafzaken ondanks de Europese rechtspraak over het gebruik van geheime bewijsmiddelen in het strafrecht. Als de advocaat de betrouwbaarheid van geheime bewijsmiddelen niet betwist, kan die betrouwbaarheid als vanzelfsprekend worden aangenomen.
Een goede kennis van zowel het Nederlandse als het Europese (straf)recht is daarom essentieel als een verdachte wordt geconfronteerd met geheime bewijsmiddelen. Door de betrouwbaarheid van ambtsberichten te betwisten en een beroep te doen op de vele uitspraken van het EHRM, kan een advocaat een groot verschil maken in een zaak.
Het is daarom belangrijk om u te laten adviseren door een specialist in een zaak waarin geheime bewijsmiddelen worden gebruikt door het OM.
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.