In Nederlandse echtscheidingsprocedures wordt regelmatig een beroep gedaan op buitenlandse rechtsregels. Soms honoreert de rechter dit beroep, maar niet altijd. In dit blogartikel bespreken we drie recente echtscheidingszaken waarin een beroep werd gedaan op islamitische (Marokkaanse) rechtsregels. De rechter moest in elk geval beoordelen of deze verzoeken konden worden toegewezen.
1. Zaak 1: Teruggave islamitische bruidsgave omdat vrouw echtscheiding verzoekt?
1.1. Wat was er aan de hand?
In deze zaak betreft het twee echtgenoten die in Marokko zijn gehuwd en de Nederlandse nationaliteit bezitten. De man verzoekt om teruggave van de bruidsgave die hij ten tijde van het sluiten van het huwelijk aan de vrouw gegeven heeft. Hij beroept zich op het islamitische/Marokkaanse recht en meent dat partijen het erover eens zijn dat dit recht van toepassing is. Naar islamitisch recht zou de vrouw de bruidsgave moeten teruggeven als zij de echtscheiding aanvraagt. In ieder geval zouden de redelijkheid en billijkheid en het (Marokkaanse) gewoonterecht hier als rechtsgrond kunnen dienen.
De vrouw betwist deze stellingen. Het Nederlandse recht zou van toepassing zijn op de echtscheiding. Dit zou betekenen dat op het verzoek van de man omtrent de bruidsgave, uitsluitend het Nederlands recht van toepassing is.
Lees ook: Wat te doen met de islamitische bruidsgave?
Lees ook: Wie heeft recht op de bruidsgave na echtscheiding?
1.2. Wat is de verhouding tot het Nederlandse recht?
De rechtbank en het hof overwegen dat toedeling niet toewijsbaar is, omdat de bruidsgave voor het huwelijk is betaald en niet in de gemeenschap van goederen valt. Wel kan worden gekeken of de vrouw de bruidsgave aan de man moet terugbetalen. Het hof overweegt dat het Nederlandse recht geen bruidsgave kent. Het is een rechtsfiguur in het islamitische recht en een vergelijking in het Nederlands recht kan niet worden gemaakt. Het recht van het land waar de overeenkomst is gesloten wordt daarom toegepast. In dit geval is dat in Marokko en daarom is het Marokkaans recht van toepassing.
Overigens betekent dit niet dat al het Marokkaanse recht in Nederlands toegepast kan worden. In bepaalde gevallen komt de uitkomst van de toepassing van het Marokkaanse recht namelijk in strijd met de Nederlandse openbare orde. In dat geval wordt dat buitenlandse recht niet toegepast.
Lees ook: Buitenlands familierecht beperkt door de openbare orde?
1.3. Wat is de beslissing van de rechter?
In dit geval kan het Marokkaanse recht wel worden toegepast, maar dat leidt er niet toe dat het verzoek van de man wordt toegewezen. Het hof ziet in het islamitische recht – het hof verwijst naar artikelen van de Marokkaanse familiewet, de Mudawwana (Mud) – nergens een bepaling dat de vrouw de bruidsgave dient terug te betalen indien zij de echtscheiding initieert. Ook de redelijkheid en billijkheid en het gewoonterecht bieden geen soelaas. De man heeft zijn stelling weliswaar onderbouwd met een fatwa – een islamitisch juridisch advies – dat hem gelijk lijkt te geven, maar ook dit acht het hof onvoldoende.
2. Zaak 2: Geen duurzame ontwrichting omdat islamitische herstelpoging ontbreekt?
2.1. Wat was er aan de hand?
Deze zaak draait om twee echtgenoten die in Marokko zijn gehuwd. De man verzoekt om de echtscheiding en stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Volgens hem hebben de echtgenoten al zeven jaar ruzie, ondanks meerdere herstelpogingen. De vrouw zou hem tijdens zijn ziekte niet hebben ondersteund. Zij heeft zijn eigendommen uit het huis gegooid en hem van de echtelijke woning buitengesloten. Partijen wonen bovendien al drie jaar niet meer samen.
Lees ook: Wanneer wordt een buitenlands huwelijk erkend in Nederland?
De rechtbank verklaart zich, doordat beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit bezitten, op grond van artikel 3 lid 1 sub b van de Verordening (EU) 2019/1111 (hierna: Brussel II ter ) bevoegd om het echtscheidingsverzoek te behandelen. Op grond van artikel 10:56 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt het Nederlands recht toegepast op het verzoek tot echtscheiding.
De vrouw erkent dat er spanningen zijn, maar verzet zich tegen de echtscheiding op grond van het islamitische recht, dat voor een echtscheiding vereist dat eerst herstelpogingen worden gedaan.
2.2. Wat is de verhouding tot het Nederlandse recht?
Het Nederlands recht kent geen vereiste herstelpogingen voorafgaand aan een echtscheiding. Volgens artikel 1:151 BW kan de echtscheiding worden uitgesproken, mits sprake is van duurzame ontwrichting. Volgens vaste rechtspraak is van duurzame ontwrichting sprake indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, terwijl er ook geen uitzicht bestaat op herstel van de (behoorlijke) echtelijke verhouding.
Lees ook: Hof weigert echtscheiding
2.3. Wat is de beslissing van de rechter?
Nu de rechtbank uitsluitend het Nederlands recht toepast, is het voldoende dat een van de partijen (in deze zaak de man) het huwelijk niet voort wil zetten, en dit ook blijft volharden, om van een duurzame ontwrichting te kunnen spreken. Daarmee is aan het enige vereiste voor toewijzing van het verzoek tot echtscheiding voldaan en wijst de rechtbank het verzoek daarom toe. Het verweer van de vrouw slaagt dus niet.
Lees ook: Erkenning Nederlandse echtscheiding in Marokko
Lees ook: Hoe schrijf ik mijn Marokkaanse echtscheiding in Nederland in?
3. Zaak 3: Recht op islamitische schadevergoeding na echtscheidingsverzoek man?
3.1. Wat was er aan de hand?
In deze zaak gaat het om een verzoek van de vrouw tot betaling van een schadeloosstelling door de man. Zij beroept zich op het Marokkaans recht, artikel 84 Mud, dat gaat over de zogeheten mout’aa (genoegdoeningscompensatie). De vrouw stelt dat ze mentale schade zou hebben geleden door gedragingen van de man tijdens het huwelijk en omdat de man geen andere duidelijke reden heeft om de echtscheiding te verzoeken dan de duurzame ontwrichting van het huwelijk. De man betwist dat hij haar mentaal heeft geschaad.
De rechtbank oordeelt dat zij bevoegd is om over dit verzoek te oordelen. Het gaat hier om twee partijen die in Nederland zijn gehuwd, hun gemeenschappelijke woning in Nederland hebben, geworteld zijn in Nederland, hier hun maatschappelijke leven hebben en de Nederlandse nationaliteit bezitten.
Ook is het Nederlands recht van toepassing op het verzoek tot verdeling van het vermogen. Verordening (EU) nr. 2016/1103 (hierna: de Huwelijksvermogensrechtverordening) geeft, nu geen rechtskeuze is gemaakt, in de artikelen 69 lid 3 in verband met 26 lid 1 aanhef en sub a aan dat voor huwelijken, gesloten na 29 januari 2019, het recht van toepassing is van het land waarin de echtgenoten hun gemeenschappelijk verblijf hebben. In dit geval is dat Nederland. Artikel 10:36 van het BW geeft dezelfde oplossing voor persoonlijke betrekkingen die niet onder de Huwelijksvermogensrechtverordening vallen.
3.2. Wat is de verhouding tot het Nederlandse recht?
Het Nederlands recht kent geen directe grondslag voor een schadeloosstelling op grond van negatieve ervaringen in het huwelijk. Ook is er geen directe grondslag voor schadeloosstelling indien een echtgenoot een onduidelijk echtscheidingsgrond heeft aangedragen voor de echtscheiding.
Los van de echtscheiding is het wel mogelijk om schade vergoed te krijgen wegens onrechtmatig handelen op grond van artikel 6:162 BW. De vrouw beroept zich echter niet op deze Nederlandse bepaling maar op artikel 84 van de Marokkaanse familiewet, de Mudawwana. De vraag is bovendien of hier ook echt sprake is van onrechtmatig handelen door de man al zou een beroep worden gedaan op artikel 6:162 BW.
3.3. Wat is de beslissing van de rechter?
Er ontbreekt in dit geval een wettelijke grondslag op grond waarvan de rechter dit verzoek kan toewijzen op grond van het Nederlandse recht. Het Nederlandse recht kent namelijk als enige grond voor echtscheiding de duurzame ontwrichting van het huwelijk. Deze grond heeft de man ook te grondslag gelegd aan zijn echtscheidingsverzoek. Het verzoek van de vrouw om schadevergoeding wegens het ontbreken van een grondslag, een volgens de vrouw geldige reden voor echtscheiding, wordt daarom afgewezen door de rechter.
4. Conclusie
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat wanneer een beroep wordt gedaan op islamitische rechtsregels, zoals vervat in een nationaal islamitisch rechtsstelsel zoals het Marokkaanse, de rechter moet kijken of dat recht wel van toepassing is. Als dat zo is, kan de rechter kijken of dat vreemde recht toegepast kan worden. Indien de uitkomst in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde wordt dit recht alsnog niet toegepast en zal teruggegrepen worden op het Nederlandse recht.
Wanneer geen sprake is van strijd met de openbare orde, zal de rechter, net als in de eerste zaak, moeten kijken of het beroep dat wordt gedaan op, in dit geval, het Marokkaanse recht wel terecht is volgens dat Marokkaanse recht. In deze zaak wilde de man de bruidsgave terug die hij betaald had omdat de vrouw de echtscheiding had geïnitieerd. Het Marokkaanse recht biedt echter helemaal geen grondslag voor dat verzoek zodat de Nederlandse rechter het moest afwijzen.
In de andere twee zaken werd een beroep gedaan op het islamitische/Marokkaanse recht maar concludeerde de rechter dat in beide gevallen het Nederlandse recht van toepassing is op grond waarvan de verzoeken niet konden worden toegewezen. Zo hoefde er in de tweede zaak naar Nederlands recht geen herstelpoging te worden gedaan om te kunnen scheiden zodat het verzoek tot echtscheiding ondanks het verweer van de vrouw toch kon worden toegewezen. De vrouw had echter, subsidiair, er een beroep op kunnen doen dat er nog wel uitzicht was op herstel van de echtelijke verhoudingen en daarmee via het Nederlandse recht kunnen verweren tegen de echtscheiding. Hoewel ook die poging heel lastig is, was in dat geval in elk geval sprake van een verweer op grond van het Nederlandse recht.
In de derde zaak werd ook Nederlands recht toegepast waardoor de vrouw geen recht had op schadevergoeding omdat de man zijn verzoek tot echtscheiding uitsluitend had gebaseerd op duurzame ontwrichting omdat die grond de enige relevante echtscheidingsgrond is in Nederland. De vrouw meende dat de man haar mentale schade had berokkend tijdens het huwelijk en zou op grond van artikel 6:162 BW een vordering kunnen instellen in een procedure buiten de echtscheidingsprocedure. Daarmee zou zij haar vordering alsnog naar Nederlands recht kunnen instellen hoewel de kans van slagen wel twijfelachtig is.
Deze drie voorbeelden laten zien dat het van groot belang is om in dit soort zaken een advocaat in te schakelen die goed op de hoogte is van het islamitische/Marokkaanse recht alsook het Nederlandse recht. Daarbij dient niet alleen een beroep gedaan te worden op het islamitische/Marokkaanse recht maar ook een Nederlandse grondslag naar voren gebracht te worden voor het geval de rechter het Nederlandse recht zou toepassen.
Een gespecialiseerde en betrokken advocaat is in dit kader dan ook van groot belang. Ons kantoor kan u in dit soort zaken bijstand verlenen vanwege de jarenlange ervaring op dit terrein.
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.