Co-ouderschap in coronatijd

In de afgelopen periode is het leven zoals we dat kenden drastisch veranderd door het nieuwe coronavirus COVID-19. Wat betekent de coronacrisis met haar risico’s en beperkingen echter voor zorgregelingen aangaande een minderjarig kind? We bespreken dit aan de hand van een voorbeeld.

1. Feiten en omstandigheden

Op 6 april 2020 deed de voorzieningenrechter Midden-Nederland uitspraak in een kort geding. Het onderwerp van het kort geding was de uitvoering van de zorgregeling tijdens de intelligente lockdown.

Partijen in de zaak zijn ex-partners van elkaar. Samen hebben zij gezag over hun minderjarige dochter. Op 10 augustus 2017 heeft de rechter het ouderschapsplan aangaande deze dochter bekrachtigd.

Nadat dit ouderschapsplan later door de vrouw is aangevochten, heeft de rechtbank een voorlopige uitspraak gedaan over de invulling van het plan. In haar uitspraak heeft de rechtbank beslist dat de hoofdverblijfplaats van het kind wordt bepaald bij de vader.

1.1. Raad voor de Kinderbescherming

De rechtbank heeft in die voorlopige uitspraak de Raad voor de Kinderbescherming opgedragen om advies uit te brengen over de volgende vragen:

  • Welk hoofdverblijf het meest in het belang van het kind is.
  • Welke zorgregeling met de andere ouder het meest tegemoetkomt aan de belangen van het kind.
  • Hoe die regeling eruit zou moeten zien qua aard, duur en frequentie.

Vanaf dat moment verbleef het kind om de week bij de andere ouder, totdat ze op 20 maart 2020 niet door de man teruggebracht werd naar de vrouw. Het kind verbleef vanaf die datum bij de man.

1.2. Vordering vrouw

De vrouw, moeder van het kind, vordert bij de rechtbank nakoming van de omgangsregeling zoals deze is vastgelegd in het ouderschapsplan van 10 augustus 2017.

1.3. Vordering man

De man, bij wie het kind op dat moment verblijft, vordert schorsing van de omgangsregeling uit het ouderschapsplan van 10 augustus 2017 tot de coronaproblematiek is opgelost.

2. Standpunt vrouw

2.1. Gezondheidsredenen

De vrouw stelt dat de man de omgangsregeling heeft stopgezet omdat hij vreest voor de gezondheid van zijn huidige partner en haar dochter. Zij behoren namelijk tot de risicogroep in verband met corona (lees: COVID-19).

Volgens de vrouw is dit geen reden om de omgangsregeling stop te zetten. Mocht de omgangsregeling echter vanwege gezondheidsredenen wel stopgezet kunnen worden, dan stelt de vrouw dat er voldoende andere manieren zijn om de omgang tussen man en kind in te vullen.

2.2. Overige bezwaren

De vrouw achtZ bovendien van belang dat er tijdens een periode met veel veranderingen voor het kind, bijvoorbeeld het niet meer naar school kunnen gaan, er in de thuissituatie zo min mogelijk verandert.

Bovendien vindt ze het, om diezelfde reden, van belang dat haar kind nog wel contact met haar heeft, nu zij zoveel andere contacten door de coronaproblematiek niet meer heeft.

3. Standpunt man

3.1. Gezondheidsproblemen

De man maakt zich zorgen over de gezondheid van zijn huidige partner en haar dochter die tot een risicogroep behoren.

3.2. Onverantwoord handelen

Tijdens de coronacrisis, toen de scholen nog geopend waren, werd het kind van partijen naar huis gestuurd vanwege neusverkoudheid. De man stelt dat zij toen door haar moeder zonder overleg naar haar vader is gestuurd. Volgens de man was de moeder op dat moment ook ziek, maar had zij dit niet aan hem gemeld. De man stelt dat de vrouw hiermee onverantwoord heeft gehandeld.

3.3. Gebrekkige communicatie en problematische relatie

De man is van mening dat tijdens de intelligente lockdown vanwege gezondheidsrisico’s geen wisselingen van verblijfplaats van het kind kunnen plaatsvinden. Om die reden heeft hij het kind bij zich thuisgehouden.

Vanwege de problematische relatie en gebrekkige communicatie tussen partijen heeft de man geen vertrouwen in aanpassing van de zorgregeling.

Er is wel een contactregeling tussen moeder en kind. De man vreest echter dat wanneer zijn dochter bij de vrouw zal verblijven, er geen goede contactregeling tot stand zal komen.

3.4. Contact tussen dochter en stiefdochter

De man vindt het bovendien van belang dat dochter tijdens de sluiting van de scholen toch ook contact heeft met een leeftijdsgenootje. Hij hecht daarom belang aan het contact tussen zijn dochter en de dochter van zijn nieuwe (huidige) partner.

4. Hoorzitting

4.1. Raadsrapport

De Raad voor de Kinderbescherming stelt in zijn rapport voor om de periode dat het kind nog niet naar school kan, op te delen. Het eerste deel zal zij bij haar vader verblijven en het tweede deel bij haar moeder. Hierdoor worden de wisselmomenten beperkt.

4.2. Verklaring vrouw

De vrouw ontkent tijdens de hoorzitting onverantwoord te hebben gehandeld. Volgens de vrouw kunnen de zorgregelingen doorgang vinden zolang geen van de partijen ziekteverschijnselen heeft.

Zij stelt bovendien dat, wanneer het kind bij haar verblijft, zij de contactregeling met de man doorzet zoals zij die op dat moment met haar kind heeft.

4.3. Verklaring man

Tijdens de hoorzitting geeft de man aan te vrezen dat de coronamaatregelen veel langer van kracht zullen blijven. Wanneer het voorstel van de Raad gevolgd zal worden, zal hij zijn kind daardoor voor een zeer langere periode niet zien.

5. Oordeel rechtbank

5.1. Nakoming bestaande regeling

Allereerst wordt benoemd dat de nakoming van de huidige zorgregeling het uitgangspunt is. Dit is het geval tenzij zwaarwegende belangen, waarbij de belangen van het kind voorop staan, zich daartegen zouden verzetten.

5.2. Afstandsregels binnen gezin

De rechtbank overweegt dat er in principe, gelet op de maatregelen vanuit het RIVM, geen bezwaar is tegen de uitvoering van de zorgregeling zoals die in het ouderschapsplan is vastgelegd. Afstandsregels gelden tussen gezinsleden namelijk niet.

5.3. Ontvangst na omgangsmoment

De rechtbank oordeelt als volgt: de zorgregeling zoals die overeengekomen is in het ouderschapsplan blijft in stand. Dat betekent dat beide partijen het kind de mogelijkheid moeten geven om naar de andere ouder te gaan. De partijen zijn echter niet verplicht om het kind weer in huis te nemen nadat deze bij de andere partij heeft verbleven.

5.4. Contactregeling

Zo wordt rekening gehouden met de zorgen van de man om zijn huidige partner en haar dochter. De rechtbank benoemt nog expliciet dat zij groot belang hecht aan een goede contactregeling tussen man en dochter in de periode dat de dochter bij de vrouw verblijft.

6. Conclusie

Uit de uitspraak blijkt dat in een procedure die draait om zorgregelingen en ouderschapsplannen de belangen van het minderjarig kind voorop staan.

6.1. Uitgangspunt: bestaande regeling

De rechter kiest ervoor om de zorgregeling uit het ouderschapsplan niet te veranderen omdat er op dat moment geen bezwaren zijn op het gebied van de RIVM-maatregelen of andere zwaarwegende belangen. Dit betekent dat als die bezwaren er wel zouden zijn zoals een positief geteste persoon in het ene gezien de regeling mogelijk wel gewijzigd zal kunnen worden.

6.2. Kind in huis nemen

Wel wijzigt de rechtbank de plicht van de ouders om het kind in huis te nemen nadat het is geweest bij de andere ouder. Dit heeft tot doel om de keuze te hebben het kind niet in huis te nemen indien er aanleiding is om te menen dat er sprake is van klachten die gerelateerd zijn aan COVID-19.

6.3. Gezondheidsrisico’s

Zo creëert de rechtbank met deze uitspraak dus een mogelijkheid voor de ouders om een afweging omtrent de gezondheidsrisico’s te maken en legt zij de verantwoordelijkheid hiervoor dus ook bij partijen zelf neer.

Dit past in mijn optiek geheel bij de bijzondere situatie: de coronacrisis vergt veel aanpassingsvermogen, het maken van afwegingen en het nemen van verantwoordelijkheid voor onszelf en elkaar horen daar ook bij.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.