Aan de hand van een vonnis van de rechtbank Rotterdam zullen wij in dit blog uitleggen hoe geschillen omtrent het niet meewerken aan een islamitische scheiding zoal worden opgelost in de rechtspraak in het bijzonder als het gaat om de vraag of de man wel of geen bruidsgave dient te betalen aan de vrouw.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1. Feiten
In deze zaak ging het om een man en een vrouw die naar zowel Nederlands recht als Iraans recht zijn getrouwd. In 2013 zijn de man en de vrouw wettelijk van elkaar gescheiden naar Nederlands recht. Hoewel zij wettelijk gescheiden zijn, zijn zij niet religieus gescheiden.
Volgens Iraans recht dienen zij dat bij een Iraanse geestelijke te doen die erkend is door de Iraanse overheid. Partijen hebben dit niet gedaan. Beide partijen willen naar religieus recht scheiden. Er is echter een probleem: de bruidsgave (onterecht ook wel bruidsschat genoemd en in het Arabisch bekend als mahr of sadaq) is nog niet betaald.
1.2. Bruidsgave
De bruidsgave is naar islamitisch recht een geschenk van de man aan de vrouw bij het aangaan van het huwelijk. De bruidsgave, ook wel bruidsgift, wordt in het Nederlandse recht over het algemeen gezien als een vordering van de vrouw op de man voor zover de bruidsgave nog niet volledig was betaald bij het aangaan van het huwelijk. De bruidsgave kan in beginsel in rechte worden afgedwongen.
Lees ook: Geen betalingsplicht bruidsgave door boedelmenging
Lees ook: Wat te doen met de islamitische bruidsgave?
Lees ook: Wie heeft recht op de bruidsgave na echtscheiding?
In dit geval omvat de bruidsgave 84 Bahar Azadi gouden munten die nog betaald zouden moeten worden. De waarde daarvan komt neer op ruim € 42.000. De geestelijke vertelt de vrouw dat er eerst overeenstemming moet worden bereikt over de bruidsgave alvorens de religieuze scheiding plaats kan vinden. De man wil de bruidsgave echter niet betalen en daarom ook niet meewerken aan de religieuze scheiding. De vrouw wil niet meewerken aan de religieuze scheiding totdat de bruidsgave is betaald.
2. Eisen en verweren
Zowel de vrouw als de man vorderen onder meer de ander te veroordelen tot het meewerken aan de islamitische scheiding. De vrouw vordert verder veroordeling van de man tot afgifte van de 84 gouden munten.
De man wil de bruidsgave niet voldoen omdat de vrouw de echtscheiding in 2013 is gestart en de man bovendien de huwelijkse schulden op zich heeft genomen.
3. Oordeel rechtbank over bruidsgave
3.1. Bruidsgave
De rechtbank wijst de vordering van de vrouw af. Het beoordelingskader hiervoor wordt ontleend aan het Iraanse recht. De vordering op de bruidsgave is immers in Iran ontstaan en partijen gaan zelf ook uit van toepassing van het Iraanse recht. Dit is van groot belang aangezien het Iraanse recht op veel punten verschilt van het Nederlandse recht.
3.2. Iraans recht
Zonder erkende echtscheidingsgrond (zoals mishandeling) mag de vrouw naar Iraans recht niet zonder medewerking van de man scheiden. Op grond van de artikelen 1146 en 1147 van het Iraanse Burgerlijke Wetboek dient de vrouw de man compensatie te bieden ter verkrijging van zijn medewerking. Dit is voornamelijk van belang wanneer er sprake is van een zogeheten khul’: de islamitische scheiding op initiatief van de vrouw.
Ter compensatie voor dit initiatief tot scheiding van de zijde van de vrouw wordt doorgaans het onbetaalde deel van de bruidsgave kwijtgescholden en kan er ook een andere vorm van compensatie plaatsvinden. In geval van een moborat (ook wel mubarat) is er wederzijdse haat tussen de echtgenoten en kan de compensatie slechts ten hoogste de waarde van de bruidsgave belopen.
3.3. Wat betekent dit voor deze zaak?
Dit onderscheid is van groot belang voor de hoogte van de compensatie. In dit geval is het de vrouw die de echtscheidingsprocedure gestart heeft zonder een door het Iraanse recht erkende echtscheidingsgrond. De man heeft dus recht op compensatie voor deze khul’-scheiding volgens Iraans recht.
De rechtbank ziet geen reden om de compensatie lager te stellen dan de waarde van het onbetaalde deel van de bruidsgave. Met andere woorden: de compensatie is even hoog als het onbetaalde deel van de bruidsgave en de bedragen worden met elkaar verrekend. De man hoeft dus niks te betalen aan de vrouw en andersom ook niet.
4. Weigering islamitische scheiding onrechtmatig?
4.1. Plicht tot medewerking aan religieuze scheiding
Beide partijen stellen dat de ander onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan de islamitische scheiding. Ook voor deze rechtsvraag wordt gekeken welk recht van toepassing is. In Nederland is voor deze vraag de Europese Verordening Rome II van belang.
Artikel 4 lid 2 van die verordening bepaalt dat indien beide partijen (de aansprakelijke en de schadelijdende) hun gewone woonplaats hebben in hetzelfde land op het tijdstip waarop de schade is ontstaan, het recht van dat land van toepassing is. In deze zaak is dat Nederlands recht.
Naar Nederlands recht kan men aansprakelijk worden gesteld op grond van de onrechtmatige daad (artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek) indien er niet mee wordt gewerkt aan de totstandkoming van de religieuze scheiding (Vgl. Gerechtshof Den Haag 21 november 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:3297).
Lees ook: Islamitische scheiding via de Nederlandse rechter?
Sinds de invoering van de Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap op 1 juli 2023 kan een bevel worden verzocht tot medewerking aan de religieuze scheiding op grond van artikel 827 lid 1 sub e Rv. De grond daarvoor is het nieuwe artikel 1:68 lid 2 BW dat eveneens is ingevoerd op 1 juli 2023 en dat een plicht tot medewerking aan een religieuze scheiding inhoudt.
Lees ook: Enkele kanttekeningen bij de Wet Huwelijkse gevangenschap
Lees ook: Wet tegen huwelijkse gevangenschap: op weg naar huwelijkse vrijheid
Lees ook: Islamitische mediation: de oplossing voor huwelijkse gevangenschap?
4.2. Wie handelt onrechtmatig?
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onrechtmatig handelt door niet mee te werken aan de religieuze scheiding. De vrouw is de afspraak om langs te gaan bij de Iraanse ambassade driemaal niet nagekomen terwijl zij wist dat de man niet bereid was om de bruidsgave te betalen. Zij wilde echter haar aanspraak op de bruidsgave niet opgeven.
De rechtbank concludeert dat de vrouw gehouden is om de religieuze scheiding tot stand te laten komen, omdat zij degene is die deze religieuze echtscheiding steeds weigerde tot stand te laten brengen omdat zij aanspraak wenst te maken op een bruidsgave waarop zij echter geen recht heeft naar Iraans recht.
De rechtbank veroordeelt de vrouw dan ook tot medewerking aan de religieuze scheiding. Zij dient zich in te spannen om de religieuze scheiding tot stand te laten komen bij de Iraanse geestelijke waarbij zij dient aan te geven dat zij afziet van de gouden munten. Elke dag dat zij dit niet doet, verbeurt zij een dwangsom van € 100 met een maximum van € 25.000.
Lees ook: Weigering islamitische echtscheiding: voortdurende onrechtmatige daad?
5. Conclusie
Deze zaak is een goed voorbeeld van hoe de rechter omgaat met soortgelijke complexe echtscheidingssituaties waarbij niet alleen sprake is van een burgerlijk huwelijk maar ook een islamitisch huwelijk.
Het is van belang om te beoordelen welk recht van toepassing is op de kwestie rondom de bruidsgave. In dit geval was dat het Iraanse recht omdat de afspraken daarover in Iran zijn gemaakt. In dat kader geldt dat de bruidsgave kwijtgescholden wordt ter compensatie van de man voor het initiatief van de vrouw tot scheiding. Dat betekent dat als de bruidsgave nog niet is betaald door de man hij dat ook niet langer hoeft te doen.
Wat betreft de medewerking aan de religieuze scheiding zelf, daarop is het Nederlandse recht van toepassing omdat beide partijen in Nederland wonen op het moment dat de schade is ontstaan als gevolg van de weigering tot medewerking aan de religieuze scheiding door de andere partij. Dat betekent dat de partij die zonder goede reden niet meewerkt aan de religieuze echtscheiding daartoe wordt veroordeeld.
De vrouw heeft in dit geval niet meegewerkt aan de religieuze echtscheiding, omdat zij de bruidsgave nog wilde hebben. Zij was echter wel gehouden om hieraan mee te werken aangezien zij geen recht heeft op de bruidsgave naar Iraans recht. Vandaar dat de rechtbank haar heeft veroordeeld om alsnog mee te werken. Als prikkel om mee te werken wordt aan die plicht een dwangsom verbonden.
Door de invoering van de Wet tegengaan huwelijkse gevangenschap op 1 juli 2023 is het afdwingen van medewerking aan een religieuze scheiding een stuk eenvoudiger geworden. Niet langer dient voldaan te worden aan de vereisten van de onrechtmatige daad maar kan direct een beroep worden gedaan op artikel 1:68 lid 2 BW. Bovendien is het ook gemakkelijker om een dergelijk verzoek te doen binnen de Nederlandse echtscheidingsprocedure op grond van het nieuwe artikel 827 lid 1 sub e Rv.
Meer informatie of hulp nodig?
Wat zijn de kosten?
Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.