Wanneer is bedreiging strafbaar?

Artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt bedreiging strafbaar. Niet iedere bedreigende uitlating is echter strafbaar. Voor een strafbare bedreiging moet voldaan zijn aan bepaalde vereisten. In dit blogartikel beschrijf ik deze vereisten en bespreek ik enkele bijzondere situaties waarin een bedreigende uitlating al dan niet strafbaar is bevonden door de rechter.

1. Welke vereisten gelden voor bedreiging?

Om te bepalen of sprake is van een strafbare vorm van bedreiging wordt gekeken naar de volgende vereisten:

  1. De aard van de bedreiging.
  2. Het opzet op het ontstaan van vrees.
  3. De wetenschap van de bedreiging.

Ik zal deze vereisten hierna uitgebreid bespreken.

1.1. De aard van de bedreiging

Voor een strafbare bedreiging moet allereerst de bedreigende uitlating van zodanige aard zijn dat deze de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid kan opleveren. Artikel 285 Sr noemt negen soorten bedreigingen die strafbaar zijn:

  1. Bedreiging met openlijk geweld;
  2. Bedreiging met een misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar komt;
  3. Bedreiging met verkrachting;
  4. Bedreiging met aanranding;
  5. Bedreiging met een levensdelict;
  6. Bedreiging met gijzeling;
  7. Bedreiging met zware mishandeling;
  8. Bedreiging met brandstichting;
  9. Bedreiging met een terroristisch misdrijf.

Deze lijst met bedreigingen is limitatief, wat betekent dat bedreigingen met een ander delict in beginsel niet strafbaar zijn. Bedreigingen met bijvoorbeeld gewone mishandeling (zoals: ‘ik sla je in je gezicht’) of diefstal zijn daarom niet strafbaar. In andere wetsartikelen in het Wetboek van Strafrecht is soms wel bepaald dat de bedreiging met andere delicten ook strafbaar is. Een voorbeeld hiervan is te vinden in artikel 284 Sr: iemand die een ander bedreigt met smaad, is wel strafbaar.

Het is niet vereist dat de bedreiger daadwerkelijk zegt met welk misdrijf hij de bedreigde bedreigt. De bedreigde persoon moet vrezen dat als de bedreiging uitgevoerd zal worden, de gevolgen kunnen leiden tot een van de opgesomde delicten. Als iemand bijvoorbeeld zegt: ‘ik gooi je in het water’, dan zal die handeling op zichzelf geen zware mishandeling of levensdelict opleveren. De gevolgen en de omstandigheden van de bedreiging kunnen wel de vrees daarvoor doen ontstaan, bijvoorbeeld als de bedreiging midden op de oceaan wordt geuit.

Een strafbare bedreiging kan niet te vaag en onduidelijk zijn. Uitlatingen als ‘het zal nog slecht met je aflopen’, zijn niet concreet genoeg om de vrees te doen ontstaan dat de bedreiger een van de genoemde delicten zal plegen. De vraag of een bepaalde uitlating een strafbare bedreiging oplevert, wordt door rechters op basis van de specifieke omstandigheden van de zaak bepaald. Het kan daarom moeilijk zijn te voorspellen of een verdachte zal worden veroordeeld voor bedreiging.

1.2. Het opzet op het ontstaan van de vrees

Als tweede vereiste moet de bedreiger het opzet hebben gehad om bij de bedreigde vrees te doen ontstaan voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Daarbij is voorwaardelijke opzet voldoende, wat betekent dat een bedreiging die in het algemeen geschikt is om vrees aan te jagen wordt gezien als een strafbare bedreiging. Het is daarbij irrelevant of de verdachte ook echt het voornemen had om gevolg te geven aan de bedreiging en of dat überhaupt mogelijk was. Wel van belang is dat de verdachte het opzet had dat de bedreiging bij de bedreigde terecht zou komen.

1.3. De wetenschap van de bedreiging

Het derde vereiste voor een strafbare bedreiging, is dat de bedreigde weet dat de bedreiging tegen hem of haar is geuit. Als de bedreiging direct tegen de bedreigde is geuit, is aan dit vereiste altijd voldaan. Een situatie waarin een bedreiger wel opzet heeft op het bedreigen van een persoon, maar die persoon geen wetenschap krijgt van de bedreiging, is bijvoorbeeld als de bedreiging in een brief wordt gestuurd, maar de brief nooit aankomt bij de beoogde persoon. In dat geval is er geen sprake van een strafbare bedreiging, omdat de bedreigde daar geen wetenschap van had.

2. Wat zijn strafverzwarende omstandigheden?

Op bedreiging staat een strafmaximum van twee jaren of een geldboete van de vierde categorie (2021: € 21.750,-). Volgens de richtlijnen van de rechtspraak wordt, afhankelijk van de aard van de bedreiging, gewoonlijk een straf opgelegd van tussen de € 250,- boete tot een gevangenisstraf van vier maanden.

Onder bijzondere omstandigheden kan de straf hoger uitvallen, bijvoorbeeld als de bedreiging is geuit tegen een politieagent of een hulpverlener. Het strafmaximum van twee jaar gevangenisstraf is in sommige omstandigheden hoger. Ik bespreek hierna enkele strafverzwarende omstandigheden.

Lees ook: Vervolgd door justitie? Welke straf kunt u verwachten?

2.1. Schriftelijk en onder voorwaarde

Het tweede lid van artikel 285 Sr bepaalt dat een schriftelijke bedreiging waarbij een voorwaarde wordt gesteld, met een gevangenisstraf van maximaal vier jaar kan worden bestraft. Daaronder vallen ook bedreigingen die via andere communicatiemiddelen zijn geuit, zoals via e-mail of sms. Een voorbeeld van een dergelijke bedreiging onder voorwaarden is een verdachte die eist de leiding van het Openbaar Ministerie te spreken, onder bedreiging van een bomaanslag.

2.2. Terroristisch misdrijf

Het derde lid van artikel 285 Sr bepaalt dat bedreigingen met een terroristisch misdrijf zwaarder wordt gestraft, met een strafmaximum van zes jaar gevangenisstraf.

Als een bedreiging wordt geuit om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken, worden de strafmaxima met nogmaals een derde verhoogd. Als een persoon bijvoorbeeld schriftelijk een persoon bedreigt met een voorwaarde – waar gewoonlijk vier jaar gevangenisstraf op staat – en daarbij de bedoeling heeft een terroristisch misdrijf voor te bereiden, kan daarvoor maximaal vijf jaar en vier maanden gevangenisstraf voor worden gegeven.

Lees ook: Wanneer is sprake van een terroristisch misdrijf?

3. Welke bijzondere vormen van bedreiging zijn er?

3.1. Indirecte bedreiging

Een bedreiging wordt in de meeste gevallen direct geuit aan het adres van de beoogde persoon. Er zijn ook gevallen waarin de bedreiging op een meer indirecte manier wordt geopenbaard, waarbij een persoon de bedreiging niet van de dader zelf verneemt, maar bijvoorbeeld via een tussenpersoon. Een dergelijke bedreiging kan ook strafbaar zijn, maar dan moet de dader wel het opzet hebben gehad dat de bedreigende uiting bij de persoon terecht zou komen. Als die opzet ontbreekt, is er geen sprake van een strafbare bedreiging. Overigens is daarbij voorwaardelijke opzet voldoende. Dat betekent dat de verdachte bewust moet zijn van de mogelijkheid dat de bedreigende uitingen bij de beoogde persoon terecht zouden komen.

Een voorbeeld van een niet-strafbare indirecte bedreiging is bijvoorbeeld de zaak waarin de verdachte een bedreigend filmpje ten opzichte van zijn ex-vriendin naar zijn reclasseringsmedewerker heeft gestuurd. Het hof Arnhem-Leeuwarden overwoog in die zaak dat het opzet van de verdachte niet was gericht op het teweegbrengen van vrees aan het adres van zijn ex-vriendin.

Ook werd een verdachte vrijgesproken voor de bedreiging van de burgemeester van Eindhoven. De verdachte had wederom via de reclassering gezegd dat hij de burgemeester door het hoofd zou schieten. Via een teamleider en een personeelslid van de gemeente Eindhoven is de bedreiging uiteindelijk bij de burgemeester terecht gekomen. Het hof ‘s-Hertogenbosch overwoog in deze zaak dat de woorden van de verdachte overduidelijk bedreigend waren, maar sprak de verdachte toch vrij van de indirecte bedreiging. Daarbij was ook van belang dat het hof niet kon uitsluiten dat de woorden van de verdachte – die door meerdere kanalen waren doorgegeven – op sommige punten aangedikt zouden zijn. Ook daarom wordt terughoudend omgegaan met indirect bedreigingen die mondeling zijn geuit; soms staat het niet vast welke letterlijke woorden de verdachte heeft geuit.

Wel strafbaar was een verdachte die tegen een medewerker van een meldpunt voor kindermishandeling had gezegd dat hij zijn kinderen mee het graf in zou nemen. Hij zei dat de moeder van de kinderen moest lijden en daarom levend zou moeten blijven. Het hof ’s-Hertogenbosch overwoog dat door de personen tegen wie de bedreigingen waren geuit (de medewerker van het meldpunt voor kindermishandeling) en de indringende manier waarop deze was geuit, de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de bedreigingen terecht zouden komen bij degene op wie ze betrekking hadden.

3.2. Bedreiging van groepen mensen

Recent deed de rechtbank Rotterdam uitspraak in een zaak waarin de verdachte bedreigende e-mails had gestuurd naar abortusklinieken. De e-mails waren niet geadresseerd aan bepaalde medewerkers, maar waren gericht aan de abortusklinieken in het algemeen. De verdachte werd vrijgesproken van bedreiging met een terroristisch misdrijf. Hiervoor is immers vereist dat er vrees ontstaat onder een groot deel van de bevolking. Omdat de e-mails alleen terechtkwamen bij medewerkers van de abortusklinieken, was hiervan geen sprake. Wel werd de verdachte veroordeeld voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank overwoog dat bij de medewerkers van de abortusklinieken de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook uitgevoerd zou kunnen worden.

Ook bij het bedreigen van groepen mensen geldt dat de bedreigende uiting de beoogde groep mensen moet bereiken. Daarnaast moet de groep mensen voldoende specifiek zijn. Het hof Den Haag behandelde een zaak van een verdachte die zich in detentie meerdere keren zeer bedreigend uitliet ten opzichte van ‘westerlingen, Europeanen en Nederlanders’. Deze groep mensen achtte het hof zó onbepaald, dat niet gesproken kon worden van een inbreuk op een persoonlijke vrijheid van de gevangenismedewerkers die de aangifte hadden gedaan. Ook speelde mee dat de verdachte in detentie zat, waardoor de bedreigingen niet veel mensen hadden bereikt en het onwaarschijnlijk was dat hij de bedreigingen daadwerkelijk kon uitvoeren.

3.3. Bedreiging met corona

Inmiddels heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de strafbaarheid van een bedreiging met corona. Tijdens zijn aanhouding schreeuwde een verdachte veel naar de politie en schold hen uit met verschillende ziektes. Op het politiebureau spuugde de verdachte richting de politieagenten die hem hadden aangehouden. De politieagenten beschreven dat bij hen daardoor de vrees ontstond dat zij besmet zouden raken met het coronavirus. De verdachte had verklaard dat hij wist dat het coronavirus ernstig was. Volgens de Hoge Raad was de verdachte terecht veroordeeld voor bedreiging met het coronavirus.

Opmerkelijk aan deze zaak is dat de verdachte zelf nooit met woorden heeft gezegd dat hij de politieagenten corona zou (willen) geven. De advocaat van de verdachte bepleitte ook dat bij de agenten niet de vrees kon ontstaan om met het coronavirus besmet te raken, omdat de verdachte niet had verklaard dat hij corona had, of dat hij de agenten met corona zou (willen) besmetten.

Daarbij kwam het speeksel van de verdachte op grote afstand van de agenten terecht, op meer dan anderhalve meter afstand. Het hof oordeelde echter dat slechts de handeling van het spugen voldoende is om te spreken van een strafbare bedreiging, waarbij van belang werd geacht dat de verdachte had verklaard dat hij wist hoe ernstig het coronavirus (lees: COVID-19) was. Ook van belang was dat op het moment van het tenlastegelegde er nog weinig bekend was over de verspreiding van het coronavirus. Daardoor kon bij de agenten sneller de redelijke vrees ontstaan dat zij door het spugen het coronavirus konden oplopen.

Lees ook: Dreigen met corona strafbaar?

4. Conclusie

Veel verschillende uitingen en gedragingen kunnen worden gezien als bedreigingen. Er zijn echter wel grenzen aan de strafbaarheid van bedreigende uitingen. Hoewel die grenzen niet altijd duidelijk zijn, kunnen de vele uitspraken van rechtelijke instanties helpen bij het inzichtelijk maken van die grenzen. Verschillende factoren kunnen van grote invloed zijn op de strafbaarheid en de hoogte van de eventuele straf. Een advocaat kan u helpen om de juiste verdedigingsstrategie te kiezen voor de vele verschillende vormen van bedreiging en ook bepalen of überhaupt sprake is van een strafbare bedreiging.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.