Strafrechtelijk beslag: hoe zit dat?

In Nederland bestaat de mogelijkheid om strafrechtelijk beslag te leggen op bepaalde voorwerpen. De beslaglegger moet bevoegd zijn om het beslag te leggen en het voorwerp dient vatbaar voor beslag te zijn.

In het Wetboek van Strafvordering (Sv) is vastgelegd in welke gevallen voorwerpen in beslag kunnen worden genomen. In dit artikel wordt onder andere uitgelegd wat er onder de inbeslagneming van “eenig voorwerp” wordt verstaan, wat verbeurdverklaring is, wanneer dat speelt en wat men kan doen tegen de inbeslagname van voorwerpen.

1. Inbeslagname

In artikel 134 lid 1 Sv is bepaald dat onder inbeslagneming van “eenig voorwerp” wordt verstaan: het onder zich nemen of gaan houden van dat voorwerp ten behoeve van de strafvordering. Er zijn verschillende soorten inbeslagnames. Hierna zullen de verschillenden variaties op het in beslag nemen van voorwerpen aan bod komen.

Bevoegdheid

De bevoegdheid om voorwerpen in beslag te nemen komt toe aan de opsporingsambtenaar. Als er sprake is van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of bij verdenking van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan, kent artikel 96 Sv de opsporingsambtenaar de bevoegdheid toe om tot inbeslagneming van alle daartoe vatbare voorwerpen over te gaan,

2. Klassieke beslag

Allereerst kent de wet het klassieke beslag ex artikel 94 Sv. Dit artikel bepaalt dat alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht (Sr), aan te tonen, vatbaar voor inbeslagneming zijn.

Voorts zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen waarvan verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen. Van de inbeslagneming van een voorwerp wordt door de opsporingsambtenaar een kennisgeving van inbeslagneming opgemaakt.

Indien mogelijk wordt aan degene bij wie het voorwerp in beslag is genomen een bewijs van ontvangst afgegeven. De opsporingsambtenaar stelt de kennisgeving zo spoedig mogelijk in handen van de hulpofficier van justitie teneinde te doen beoordelen of het beslag moet worden gehandhaafd.

Waarheidsvinding

De voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid te achterhalen zijn dus vatbaar voor inbeslagname. De maatstaf dat het dient te gaan om voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, heeft betrekking op de waarheid omtrent de toedracht van het feit terzake waarvan opsporingsonderzoek en vervolging wordt ingesteld.

Het gaat daarbij niet alleen om voorwerpen die direct afkomstig zijn uit enig misdrijf, maar ook om voorwerpen die niet rechtstreeks in verband staan met het misdrijf. Een voorbeeld hiervan is een met de opbrengsten van een misdrijf gekochte auto.

Ook voorwerpen die gedeeltelijk met wederrechtelijk verkregen middelen en gedeeltelijk met legaal verkregen middelen zijn gekocht zijn vatbaar voor inbeslagname. Tot slot zijn voorwerpen die gebruikt zijn bij het plegen van een strafbaar feit vatbaar voor inbeslagname. Een voorbeeld daarvan is een koevoet die tijdens een woninginbraak is gebruikt om deze woning te betreden.

Wederrechtelijk verkregen voordeel

Voorwerpen die aantonen dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft gehad, zijn tevens vatbaar voor inbeslagname. In artikel 36e Sr is bepaald dat de rechter op vordering van het Openbaar Ministerie (OM) aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting kan opleggen om tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk voordeel over te gaan.

Deze verplichting kan worden opgelegd aan de persoon die voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van strafbare feiten. Het betreft dus (financieel) voordeel uit een strafbaar feit. Het ligt op de weg van het OM om te bewijzen dat er sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel uit een strafbaar feit.

3. Conservatoir beslag

Conservatoir beslag is vastgelegd in artikel 94a Sv. Het conservatoir beslag wordt gelegd met het oog op verhaal van een op te leggen schadevergoedingsmaatregel, ontnemingsmaatregel of geldboete. Conservatoir beslag wordt gelegd op voorwerpen. In voornoemd wetsartikel is bepaald dat onder voorwerpen wordt verstaan: alle zaken en vermogensrechten.

Voor het leggen van conservatoir beslag moet er sprake zijn van een verdenking of veroordeling van een misdrijf waarvoor een geldboete in de vijfde categorie kan worden opgelegd. Voorts is vereist dat redelijkerwijs wordt verwacht dat aan betrokkene een ontnemingsmaatregel wordt opgelegd.

Beslag kan worden gelegd op zaken en op vermogensrechten zoals hiervoor besproken. Om de vraag te beantwoorden wat zaken en vermogensrechten wordt aangeknoopt bij de definities in het Burgerlijk Wetboek (BW).

Zaken

Zaken worden onderverdeeld in onroerende en roerende zaken. Artikel 3:2 BW omschrijft zaken als ‘voor menselijke vatbare stoffelijke objecten’. Bij onroerende zaken kan men denken aan een bedrijfspand of een woonhuis, dat duurzaam is verenigd met de grond. Roerende zaken zijn daarentegen niet duurzaam verbonden met de grond. Een som contant geld of een horloge zijn voorbeelden van roerende zaken.

Vermogensrechten

In artikel 3:6 BW worden vermogensrechten omschreven als rechten die overdraagbaar zijn, of ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel. Vermogensrechten zijn dus op geld waardeerbare en overdraagbare rechten. Bijvoorbeeld het eigendomsrecht, vorderingsrecht en het appartementsrecht.

Geldboete in de vijfde categorie

Voor het opleggen van conservatoir beslag dient er sprake te zijn van een verdenking of een veroordeling wegens een misdrijf waarvoor een geldboete in de vijfde categorie kan worden opgelegd. Een geldboete in de vijfde categorie bedraagt krachtens artikel 23 Sr € 83.000,-.

Rechter-commissaris

Voor het leggen van conservatoir beslag dient de rechter-commissaris een machtiging te verstrekken. Er kunnen door de rechter-commissaris twee soorten machtigingen worden verstrekt. De incidentele machtiging krachtens artikel 103 Sv en de generale machtiging op grond van artikel 126 b Sv. De incidentele machtiging is voor elke keer dat beslag op grond van artikel 94a Sv wordt opgelegd of gehandhaafd. De generale machtiging kan worden verstrekt als grondslag voor het instellen van een strafrechtelijk financieel onderzoek.

Termijn teruggave voorwerp

De inbeslaggenomen voorwerpen worden niet vervreemd, vernietigd, prijsgegeven of tot een ander doel dan het onderzoek bestemd. Artikel 118 lid 3 Sv bepaalt dat de bewaarder van een inbeslaggenomen voorwerp bevoegd is de bewaring, voor zover het andere roerende zaken dan geld betreft, te beëindigen na een tijdsverloop van twee jaren.

3. Beslag t.b.v. verbeurdverklaring

Artikel 94, lid 2 Sv bepaalt het volgende:

“Voorts zijn vatbaar voor inbeslagneming alle voorwerpen welker verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer kan worden bevolen.”

Verbeurdverklaring

Op grond van artikel 9 lid 1 Sr is verbeurdverklaring een bijkomende straf. Als gevolg van een verbeurdverklaring komen de voorwerpen die verbeurd zijn toe aan de Staat. De Staat zal deze voorwerpen vervolgens proberen te verkopen. De veroordeelde wordt in dat geval dus geraakt in zijn vermogen.

Verbeurdverklaring is slechts mogelijk indien er sprake is van een rechterlijke veroordeling. Indien de rechter een verdachte vrijspreekt, ontslaat van alle rechtsvervolging of schuldig verklaart zonder oplegging van een straf of maatregelen, kan de rechter de voorwerpen niet verbeurd verklaren.

Vatbaar voor verbeurdverklaring

In artikel 33a Sr wordt bepaald welke voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring zijn. Vereist is dat het gaat om voorwerpen die geheel of gedeeltelijk toebehoren aan de veroordeelde of waarvan de rechthebbende wist, dan wel had kunnen weten dat die voorwerpen in relatie staan tot strafbare gedragingen.

4. Beslag t.b.v. onttrekking aan het verkeer

De onttrekking aan het verkeer van voorwerpen is een maatregel die de rechter kan opleggen teneinde bepaalde voorwerpen aan het maatschappelijk verkeer te onttrekken.

In artikel 36b Sr is bepaald dat onttrekking van het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd bij rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld. Ook kan deze maatregel worden opgelegd indien bij rechterlijke uitspraak wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd, bij rechterlijke uitspraak wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan, bij afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het OM en bij het opleggen van een strafbeschikking.

Deze maatregel kan tezamen met straffen en met andere maatregelen worden opgelegd. Voor de onttrekking aan het verkeer van een voorwerp is vereist dat deze reeds in beslag is genomen. Onttrekking aan het verkeer is dus niet mogelijk als het voorwerp niet in beslag is genomen.

Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer

Onttrekking aan het verkeer kan slechts worden opgelegd ten aanzien van voorwerpen. Artikel 36c Sr bepaalt welke voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Dit zijn alle voorwerpen die geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het strafbare feit zijn verkregen, voorwerpen waarmee het strafbare feit is begaan, voorwerpen met behulp waarvan het strafbare feit is voorbereid, voorwerpen waarmee de opsporing van het feit is belemmerd of zijn vervaardigd of bestemd om het feit te begaan.

Verschillen tussen verbeurdverklaring en onttrekking

De maatregel onttrekking aan het verkeer wordt dus opgelegd ten aanzien van voorwerpen. Het is niet mogelijk om zakelijke en persoonlijke rechten te onttrekken aan het verkeer. Tevens is het niet mogelijk om onroerende zaken aan het verkeer te onttrekken. Bij de verbeurdverklaring van voorwerpen is dit anders. Dit is immers een bijkomende straf welke voor alle voorwerpen opgelegd kan worden. Ook kunnen onroerende zaken verbeurd worden verklaard.

Een ander verschil is dat de onttrekking aan het verkeer eveneens kan worden uitgesproken bij ontslag van alle rechtsvervolging en bij een vrijspraak. Dit is bij de verbeurdverklaring van voorwerpen niet mogelijk.

Verder is onttrekking aan het verkeer alleen mogelijk bij in beslag genomen voorwerpen, terwijl de verbeurdverklaring van voorwerpen uitgesproken kan worden over voorwerpen die nog niet in beslag zijn genomen.

Tot slot is de bevoegdheid om voorwerpen verbeurd te verklaren exclusief toebedeeld aan de rechter. In geval van onttrekking aan het verkeer is ook het OM bevoegd om middels het uitvaardigen van een strafbeschikking voorwerpen aan het verkeer te onttrekken.

5. Klaagschrift

Wat kan men doen op het moment dat voorwerpen in beslag genomen zijn? Op grond van artikel 552a Sv kunnen de belanghebbenden zich schriftelijk beklagen over de inbeslagneming. Daarnaast kunnen belanghebbenden zich beklagen over:

● het gebruik van in beslag genomen voorwerpen;
● het uitblijven van een last tot teruggave;
● de vordering van de gegevens;
● de vordering medewerking te verlenen aan het ontsleutelen van gegevens;
● de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt;
● de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk;
● de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk; en
● de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing.

Termijn indienen klaagschrift

De belanghebbende dient het klaagschrift zo spoedig mogelijk na inbeslagneming van de voorwerpen in te dienen.

Vervolging reeds ingesteld

Het klaagschrift dient in ieder geval binnen drie maanden sinds de vervolgde zaak tot een einde is gekomen ingediend te worden bij de griffie van het gerecht waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Indien de belanghebbende deze termijn overschrijdt, zal de niet-ontvankelijkheid van het klaagschrift worden uitgesproken.

Vervolging niet ingesteld

Op het moment dat een vervolging (nog) niet is ingesteld, dient het klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming, kennisneming of ontoegankelijkmaking te worden ingediend bij de griffie van de rechtbank van het arrondissement waarbinnen de inbeslagneming is geschied.

6. Klaagschriftprocedure

In de klaagschriftprocedure zal allereerst de grondslag voor het beslag waarover wordt geklaagd door de rechter worden vastgesteld. Vervolgens zal de rechter toetsen of de klager ontvankelijk is. Tot slot zal omtrent de rechtmatigheid van het beslag worden geoordeeld.

De grondslag

De rechter zal allereerst de grondslag voor het beslag vaststellen. Daarbij kan worden vastgesteld dat er sprake is van klassiek beslag ex artikel 94 Sv en/of conservatoir beslag ex artikel 94a Sv. Het vaststellen van de grondslag voor het beslag is van belang voor de beoordeling van het klaagschrift. Het staat de rechter niet vrij om de grondslag voor het beslag in het midden te laten. In de beschikking van de rechter dient derhalve duidelijk gemotiveerd te zijn wat de grondslag voor het beslag is.

Nadat de rechter de grondslag voor het beslag heeft vastgesteld, zal bepaald worden of de rechter bevoegd is om over het klaagschrift te oordelen. Uit het bovenstaande komt naar voren dat de rechter – om zijn bevoegdheid vast te stellen – moet vaststellen of vervolging al dan niet is ingesteld.

Klager ontvankelijk

De rechter zal aan de hand van een aantal criteria moeten toetsen of de klager ontvankelijk is. De klager wordt niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift niet schriftelijk is ingediend, de termijn voor het indienen is overschreden of indien het beslag reeds beëindigd is. Ook op het moment dat de klager afstand heeft gedaan van het inbeslaggenomen voorwerp, het inbeslaggenomen voorwerp al aan klager is teruggegeven of als het inbeslaggenomen voorwerp (rechtmatig) is vernietigd, zal de klager niet-ontvankelijk worden verklaard.

Indien de vernietiging van het inbeslaggenomen voorwerp onrechtmatig is geschied, heeft dat tot gevolg dat het beslag niet is beëindigd. In dat geval kan de rechter de teruggave van het vernietigde voorwerp bevelen en zal de bewaarder van het voorwerp in sommige gevallen moeten overgaan tot betaling van de prijs die het voorwerp redelijkerwijze bij verkoop zou hebben opgebracht.

Tot slot zal de klager in de volgende, door de Hoge Raad bij beschikking van 28 september 2010 vastgestelde, gevallen niet-ontvankelijk worden verklaard:

● het klaagschrift strekt tot teruggave van het beslag aan een ander dan de klager;
● het klaagschrift strekt ertoe na beëindiging van het beslag te doen vaststellen dat de inbeslagneming onrechtmatig was;
● het klaagschrift strekt tot een klacht over de (voorgenomen) vernietiging van de inbeslaggenomen voorwerpen;
● het klaagschrift strekt tot het doen verwijderen van stukken uit het procesdossier; en
● het klaagschrift strekt tot het doen vaststellen dat er een recht bestaat op uitkering van wettelijke rente of tot het vragen van een akte van aansprakelijkheidstelling.

Indien de klager ontvankelijk wordt verklaard, zal de rechter de rechtmatigheid van het beslag vaststellen.

Rechtmatigheid van het beslag

Voor de rechtmatigheid van het beslag heeft de rechter vastgesteld welke grondslag er voor het beslag is (artikel 94 of 94a Sv). De rechter zal toetsen of is voldaan aan de formaliteiten van artikel 94 of 94a Sv. De rechter zal dus niet ingaan op de mogelijke onrechtmatigheid van gebruik voor het bewijs dat voortvloeit uit de inbeslaggenomen voorwerpen.

Indien het beklag gegrond wordt verklaard, geldt als hoofdregel dat de teruggave van het beslag aan de beslagene wordt gelast.

7. Het beslag en persoonlijke gegevens op de telefoon

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft geoordeeld dat de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal afkomstig uit een smartphone in beginsel een nationale kwestie betreft. Wel oordeelde het EHRM dat de afwezigheid van een effectief rechtsmiddel teneinde de zoeking en/of het beslag aan te vechten in strijd met artikel 13 EVRM is. Voorts kan het recht op eigendom door de inbeslagname van een smartphone in het geding komen.

Artikel 8 EVRM

Hoe verhoudt het beslag zich tot andere rechten en de persoonlijke gegevens op een telefoon? Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) bepaalt dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven en familie- en gezinsleven. Als gevolg van het tweede lid is in beginsel geen inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van dit recht toegestaan.

Voorbeeld

Bij uitspraak van 4 april 2017 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de politie een smartphone mag doorzoeken, mits dit niet verder gaat dan een beperkte inbreuk op de privacy. De verdachte in deze zaak werd ervan verdacht via Schiphol cocaïne te hebben gesmokkeld. Om die reden heeft de politie zijn smartphone in beslag genomen en doorzocht.

De raadsman van de verdachte voerde ter zitting aan dat er, door de smartphone te doorzoeken, in strijd met artikel 8 EVRM is gehandeld. Volgens de Hoge Raad is deze redenering onjuist indien de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer beperkt blijft. In dat geval biedt de algemene bevoegdheid om voorwerpen in beslag te nemen voldoende legitimatie. Dit zal het geval kunnen zijn op het moment dat het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een beperkt aantal gegevens.

Als het onderzoek zo verstrekkend is dat in zekere mate een compleet beeld is verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de smartphone, kan dat onderzoek onrechtmatig zijn.

Gevolg schending artikel 8 EVRM

Wordt er geoordeeld dat onderzoek aan een telefoon een schending van artikel 8 EVRM oplevert, zal moeten worden geoordeeld of hier enig rechtsgevolg aan dient te worden verbonden. Bewijsuitsluiting kan aan de orde komen als het bewijsmateriaal door verzuim is gekregen en indien door het onrechtmatig verkrijgen van bewijs een voorschrift of rechtsbeginsel is geschonden.

Het EHRM heeft in dat verband geoordeeld dat het gebruik van bewijsmateriaal dat in strijd met artikel 8 EVRM is verkregen, niet zonder meer betekent dat de verdachte geen eerlijk proces heeft gehad als bedoeld in artikel 6 EVRM. De schending van artikel 8 EVRM dwingt dus niet simpelweg tot uitsluiting van het verkregen bewijs.

 

Meer informatie of hulp nodig?

Neem voor meer informatie over dit onderwerp contact op met:

Wat zijn de kosten?

Klik hier voor meer informatie over de wijze waarop uw advocaatkosten kunnen worden vergoed en welke betalingsmethoden ons kantoor hanteert.